vrijdag 24 juli 2009

Het teruggevonden Boek

.










Het Profetisch Woord
Het Woord van God is niet alleen profetisch in die gedeelten (van de Bijbel) waar de profetie als vorm gebruikt wordt. Als dit zo was dan zouden wij moeten leren dat het “profetische Woord” IN (gedeelten van) de Bijbel gevonden wordt en zouden wij niet van het “profetische Woord” als van de GEHELE Bijbel kunnen spreken. Nochtans is men in brede kring deze ONjuiste opvatting WEL toegedaan. Terwijl sommigen in deze afwijking nog een stap verder zijn gegaan, bewerende dat ook buiten-Bijbelse profetie tot het “profetische Woord” gerekend kan worden.
[1] Er hoeft echter geen twijfel over te bestaan dat het “profetische Woord” beslist geen verzamelnaam is voor wat men, doorgaans, de “profetische” boeken en gedeelten van de Bijbel noemt. Petrus had het GEHELE geschreven Woord van God (de GEHELE Bijbel die tot stand zou komen) op het oog, toen hij schreef over het voorrecht van het bezit van het “profetische Woord”, want uit de context blijkt dat hij daaronder verstaat: de tijdloze openbaring van de Majesteit van Jezus, die Zelf het (LEVENDE) Woord is (zie 2 Petr. 1:16-19).
De ernstige (d.i. de serieuze en ijverige) Schriftonderzoeker zal ontdekken dat de dichterlijke, de verhalende en de onderrichtende boeken van de Bijbel evenzeer profetisch zijn als de profetenboeken. Zo komen wij in het onderricht van de brieven van Paulus, alsook in de andere brieven van het Nieuwe Testament, voortdurend verwijzingen naar de wederkomst (d.i. de toekomst, verschijning en openbaring) van Jezus Christus tegen. Een dichterlijk boek als het Hooglied
[2] is een profetie over de Gemeente van Christus in de eindtijd en vele Oudtestamentische geschiedenissen blijken PROFETISCHE geschiedenissen te zijn (men dient deze “profetische geschiedenissen” wel te onderscheiden van de zogenoemde “schaduwbeeldige geschiedenissen”).

Een Boek gevonden
Met zo’n profetische geschiedenis hebben wij te doen in 2 Kronieken 34, de geschiedenis van het teruggevonden Wetboek[3] (zie vers 8-33). Een geschiedenis welke zich afspeelt in de dagen van Josia, koning van Juda (bestaande uit de 2 stammen van het ‘huis van Juda’)[4]. In het 14de vers van het genoemde hoofdstuk lezen wij: “En als zij het geld uitnamen, dat in het Huis des Heren gebracht was, vond de priester Hilkia het Wetboek des Heren, gegeven door de hand van Mozes” (SV). Onder het voorgangerschap van Josia rees bij de leiders van het volk van Juda (zie noot 4) het verlangen om het Huis des Heren, de Tempel te Jeruzalem, te herstellen (zie vers 8), en daarmee de ware godsdienst. Om de herstelwerkzaamheden te kunnen bekostigen, hielden zij een inzameling. Het bijeengebrachte geld werd bewaard in de Tempel en toen zij het van daar wilden weghalen, om het uit te betalen aan degenen die het werk zouden uitvoeren, ontdekten zij het Wetboek des Heren. Het vinden van dit Boek bleek een zegen en is daarom een zaak, waard om te overdenken. Gods Woord leert ons dat er aan bepaalde handelingen van mensen wonderbare zegeningen zijn verbonden. Aan “wie Hem IJVERIG zoeken” belooft God bijvoorbeeld: “die zullen Mij vinden” (zie Spr. 8:17, NBG). Deze “wet van oorzaak en gevolg” functioneert ook in het geestelijk leven. Wij moeten hier echter ook aan toevoegen: niet alleen tot voordeel van de mens, maar vaak ook tot zijn of haar nadeel (lees Hebr. 12:25).

Een bijzondere geestelijke ervaring
Ook in de dagen van koning Josia werd men gewaar dat Goddelijke zegeningen voor ons mensen doorgaans het gevolg zijn van het “Gode welgevallig” handelen. Toen Josia en de zijnen hun voornemens tot herstel van Gods Huis ten uitvoer wilden gaan brengen en zij de daartoe noodzakelijke voorbereidingen troffen, vonden zij het Wetboek des Heren. Dit vinden van Gods Boek is het begin geworden van een ware geestelijke opwekking! Wat toen gebeurde, heeft zich (onder andere) herhaald, vele eeuwen later, in de tijd van de Kerkhervorming onder Luther en (ook) aan het begin van de 20ste eeuw[5] bij de zgn. Pinksteropwekking. Het Boek des Heren, het Woord van God, werd hervonden en dit bracht in alle gevallen waarin daarvan sprake was, een grote geestelijke opleving teweeg. Steeds echter was het terugvinden van Gods Boek op zichzelf het gevolg van iets anders. Voor een goed begrip wijs ik u erop dat Josia niet helemaal onkundig was van Gods wil en van de wijze waarop God gediend wilde worden, voordat het Wetboek ontdekt werd (vergelijk 2 Kron. 34:3-7). Luther las en bestudeerde de Bijbel al lang voordat hij de reformator werd. En zij die aan het begin van de 20ste eeuw voor het eerst weer de doop met de Heilige Geest ontvingen, waren eveneens wat men noemt “thuis” in de Bijbel. Het “vinden van het Boek” moet daarom moet daarom een bijzondere geestelijke ervaring zijn, die als effect heeft, dat men in het Boek gaat ontdekken wat tot dan toe bij het lezen verborgen bleef. Het Boek gaat als het ware “leven”, gaat werkelijk “open”. Het is alsof de schellen van de ogen vallen. Men wordt, als het ware, door het Boek gevonden (vergelijk 2 Kron. 34:19)! Maar daarmee is nog niet alles gezegd. Dit “hervinden van het Boek” kunnen wij namelijk niet opvatten als iets dat voor de enkeling of voor enige uitgezochte personen bestemd is. Gelet op wat er vermeld staat in 2 Kronieken 34 vers 29-32, zouden wij eigenlijk moeten spreken van een terugvinden van Gods Boek door het VOLK! Dit gebeurde in Josia’s tijd. Dit gebeurde ook in de dagen van Luther. En dit is ook wat er in het begin van de 20ste eeuw geschied is, over heel de wereld. God gebruikt enkelingen om gehele volkeren te zegenen.

KLIK HIER om deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen!

HS[6]

  • Als onze (eindtijd)studies u interessant lijken, zouden wij het fijn vinden als u ook anderen op onze website en/of ons weblog (met 2 maal per maand een ‘nieuwsbrief’) wilt attenderen.
  • Zie voor meer Bijbelstudies onze website www.eindtijdbode.nl/
  • Nog niet alle studies staan op onze website vermeld.
[1] Wij zijn zeker van mening dat er, ook heden, profeten met een – van God ontvangen – profetische boodschap zijn. Al zullen het er o.i. niet veel zijn. Net als in de dagen van het Oude Testament zullen de valse profeten (die dus GEEN profetie van God ontvangen hebben en dus een valse boodschap geven) ongetwijfeld in de meerderheid zijn. Terwijl wij persoonlijk altijd de Bijbelse waarschuwing ter harte moeten nemen om alles, dus ook profetieën te toetsen aan Gods Woord, zoals wij ook kunnen lezen in 1 Johannes 4 vers 1: “Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn vele valse profeten in de wereld uitgegaan”. Dus: ook een profetie moet altijd in overeenstemming zijn met, en getoetst worden aan, het Woord van God (d.i. de Bijbel).
[2] Zie eventueel op onze website de studie: “Beschouwingen over het boek Hooglied” (over de innige band tussen Bruid en Bruidegom). Terwijl ook onze studies over Esther, Job en Ruth de moeite van het lezen/bestuderen meer dan waard zijn.
[3] In de NBV lezen wij in plaats van Wetboek (of: Wetboek des Heren): Een boekrol met de tekst van de wet van de Heer (die door Mozes was overgeleverd)”. M.i. een betere vertaling dan de (oude) Statenvertaling, al is de studie op dit punt niet aangepast.
[4] Er is een verschil tussen Israël en het Jodendom. Wij willen dit in het kort proberen uit te leggen. In eerste instantie bestaat het volk van Israël uit de 12 stammen, vernoemd naar de 12 zonen van Jakob (die van God de naam Israël kreeg). Maar later komt er een splitsing. Er wordt in de Bijbel dan onderscheid gemaakt tussen het “huis van Israël” en het “huis van Juda” (de zgn. Joden). Het “huis van Israël” (ook wel Efraïm-Israël genoemd) is het 10-stammenrijk dat in de loop van de geschiedenis, door de Assyrische ballingschap, weggevoerd werd uit het beloofde land Kanaän/Palestina. Zij zijn daarna de zgn. heidenwereld ingetrokken, waar zij, tot op heden, in het “verborgen” wonen. Het zijn vooral de zgn. “christelijke” landen in Noordwest-Europa en de landen, waar velen uit Noordwest-Europa later naar toe zijn geëmigreerd, zoals Amerika, Canada en Australië. Het “huis van Juda” is het 2-stammenrijk, namelijk het volk van Juda en Benjamin, dat in de dagen van Jezus rondwandeling op aarde in het beloofde land Kanaän/Palestina leefde. (Het huis van) Juda, de zgn. Joden, is dan ook het deel van Israël waarover de verharding is gekomen (zie Rom. 11:25).
[5] In het originele artikel staat “onze eeuw” daar het geschreven is in 1982.
[6] Studie van H. Siliakus. Uit het blad: “Tempelbode”, van mei 1982. Enigszins bewerkt door AK.

vrijdag 10 juli 2009

Podium en Gemeente - deel 2


Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.




Hoofdstuk 2
Gods arbeider en de Gemeente
Een Gemeente in deze Nieuwtestamentische periode (van in totaal zo’n 2000 jaar), waarin de Geest van God Zijn weg niet kan hebben, is geen Gemeente in de Schriftuurlijke zin en derhalve GEEN Gemeente van God! Een Gemeente van God is dus een hechte gemeenschap van gelovigen waarin de Geest van God de leiding heeft, en Hij dus de overste Leidsman en de Voleinder van het geloof is. Vanzelfsprekend werkt de Heilige Geest deze leiding uit door middel van mensen in wie Hij woont, door wie Hij dus werkt; waarom dezen ook “medearbeiders van God” worden genoemd.
Velen willen wel graag een Gemeente bedienen, maar dan één, die al gevormd is. Dit lijkt hun gemakkelijker; toch is dat niet zo! Bovendien is er niets zo wondervol, althans indien u hiertoe geroepen bent, dan om eerst nog onbekeerde zielen te zoeken en die – door Gods genade – te brengen in Zijn Koninkrijk; om met die zielen straks samen een Gemeente van de grond af aan op te bouwen. Is die Gemeente – door de leiding en kracht van de Geest – gevormd, dan is u roeping bevestigd èn kent u uw “schapen” door en door.
Velen kennen een verlangen om iets voor de Here te doen; maar zo’n verlangen hoeft nog geen roeping van God te zijn. Toen God Saulus van Tarsen riep, was hij een vervolger van de Gemeente en had zelf allerminst iets, wat op een Gemeente van God leek. Maar toen Saulus een Paulus wilde worden en aan God de beslissing wilde overlaten, werd hij de “apostel der heidenen” bij uitnemendheid. Glorie voor God! Hij reisde de streken en steden af en bouwde Gemeenten op! Halleluja!

De arbeider van God moet Hem dienen zonder aanzien des persoons
“Mijn broeders, heb het geloof van onze Here Jezus Christus, de Here der heerlijkheid, zonder aanzien des persoons. Want als in uw samenkomst een man zou binnenkomen met een gouden ring aan zijn vinger, in sierlijke kleding, en er kwam ook een arme man in haveloze kleding, en u zou hoog opzien tegen hem die de sierlijke kleding draagt en tegen hem zeggen: Gaat u hier zitten op een mooie plaats, en u zou tegen de arme zeggen: Gaat u daar maar staan, of: Ga hier zitten bij mijn voetbank, hebt u dan niet onder elkaar een onderscheid gemaakt en bent u zo geen rechters geworden met verkeerde overwegingen?” (Jak. 2:1-4, HSV)
Als u bij uzelf denkt: “Deze christen betaalt goed zijn tienden
[1], daarom zal ik bij hem maar wat door de vingers zien; maar die andere christen betaalt zijn tienden niet, die zal ik flink op zijn plaats zetten!” dan dient u met “aanzien des persoons”! Of als u het niet zo nauw neemt met Gods Woord, wanneer het een familielid betreft, dan meet u met twee maten! Zo kan men (ook) niet ten volle verzekerd zijn van uw dienst (ten aanzien van de Gemeente)!
Ongeacht voor wie maar ook – hetzij voor een koning of keizer, hetzij voor een bedelaar – hanteer dit Woord goed, snijdt het Woord recht! Dit geldt zowel voor apostelen alsook voor gewone discipelen van de Here.

Een arbeider van God moet zijn eigen huis goed kunnen regeren
Als u als arbeider (in Gods Gemeente) uw eigen huis niet kan regeren, hoe wilt u Gods Huis, de Gemeente, regeren? Weet u, dat Amerikaanse burgers geen gescheiden president willen hebben, wat hij ook is en hoe rijk hij ook is? Want wat zeggen de Amerikaanse burgers? Hetzelfde wat Gods Woord zegt: “Als hij zijn eigen huishouding niet kan regeren, hoe wil hij de staathuishoudkunde van de Verenigde Staten aankunnen”…? Zo kunnen wij ook geen goede voorganger of evangelist zijn als wij ons eigen huis niet (goed) kunnen regeren. Er zijn heel wat evangelisten, die hun eigen huis niet kunnen regeren: zij worden geregeerd door hun vrouw! Zo worden dit type arbeiders ook vaak geregeerd door de Gemeenteleden!

Een arbeider moet getrouwheid kennen in zijn bediening, ondanks strijd
Wat een arbeider in zijn bediening moet kennen is: GETROUWHEID. Getrouwheid is een van God ontvangen talent. Woeker daarmee, al is het gekregen talent nog zo eenvoudig. U kunt, door uw getrouwheid als ouderling of diaken, misschien een wankelmoedige voorganger in de kritieke ogenblikken van zijn leven tot goede steun en hulp zijn; juist genoeg om hem door die ogenblikken heen te helpen.
Geestelijke gaven en talenten komen pas dan tot hun recht, als wij God willen dienen, zoals Hij het wil. Dit geldt voor het gebruik van alle gaven en talenten. Doen wij dit niet dan zijn de beste geestelijke gaven NUTTELOOS! Dit geld evenzeer voor een talent als getrouwheid! Een groot loon wacht die dienstknecht, die zijn Heer getrouw heeft gediend.
· “Goed gedaan, goede en trouwe slaaf[2] (SV: dienstknecht), over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer.” (Matth. 25:23, HSV)
· “Goed gedaan, goede slaaf
(SV: dienstknecht), omdat u in het minste trouw bent geweest, wees daarom machthebber over tien steden.” (Luk. 19:17, HSV)
God stelt véél meer prijs op een arbeider die de hem toevertrouwde schapen, zonder veel geschreeuw, trouw hoedt, ook al komt er een “wolf” opdagen, dan op iemand, die van nature welsprekend is en andere wonderbare gaven bezit, maar vlucht als hij merkt, dat er strijd op komst is; iemand, die altijd uitvluchtjes weet te vinden om de strijd te ontlopen; die niet aanwezig is, als er herrie of ruzie in de Gemeente is, omdat hij er al eerder lucht van kreeg…
Laten wij de les die Jakob, de “hiellichter”, ons heeft gegeven in gedachten houden. Toen strijd hem wachtte – omdat hij zijn broer Ezau moest ontmoeten, die tegen hem verbitterd was vanwege zijn (leugenachtige) handelingen (zie Genesis vanaf hoofdstuk 27) – toen had hij willen worstelen met die Man bij de beek, de Jabok (zie Gen. 32:24-30). En die Man was God! Jakob worstelde dus met God! Maar Jakob liet Hem niet gaan voordat Hij hem zegende en zijn naam veranderde van Jakob in Israël, van “hiellichter” in “strijder van God”! Jakob zond vijf kudden naar zijn broer Ezau (vijf is het getal van “verzoening”); ook boog Jakob zich zeven keer voor Ezau, wat getuigt van Goddelijke ootmoed (d.i. het zich vrijwillig en nederig aan iemand onderwerpen), halleluja! Daardoor kon Ezau zijn broer Jakob daadwerkelijk en niet anders dan in verzoening ontmoeten!
Als u niet kan of durft te strijden als een arbeider van God, kan God u nooit – als Zijn mede-arbeider – in Zijn Gemeente plaatsen; Hij heeft aan zo’n arbeider niets! Ons is nooit beloofd dat onze weg naar de hemel “over rozen” gaat, integendeel, de weg naar de hemel gaat “langs vele verdrukkingen”… Maar laten wij hierbij niet vergeten dat Hij beloofd heeft: “Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding der wereld!” (Matth. 28:20). Prijs God! Houdt dus vast en blijft staan, dáár, waar u door de Here bent geplaatst. Nogmaals: als u, als gevolg van ’s Heren roeping, uw schouders hebt gezet onder een bepaald werk van Christus, als u in een zekere bediening van Hem staat, BLIJF dan staan, HOUD vast wat u hebt! Ook in dit geval geldt het Woord van de Here: “Houd vast wat u hebt, opdat niemand uw kroon zal wegnemen! (Openb. 3:11b, HSV).
Van Demas lezen wij dat hij op een gegeven ogenblik de apostel Paulus afviel, maar er waren – dank zij Gods voorzienigheid – anderen, die zijn plaats konden innemen. Glorie voor God! Laten wij Bijbelse voorbeelden als deze goed voor ogen houden.
Laten wij, aangaande deze dingen, ons liever spiegelen aan het Woord, zoals geschreven in 2 Timotheüs 4 vers 1-5: “Ik dring er dan op aan, voor God en de Here Jezus Christus, Die levenden en doden zal oordelen bij Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderwijs. Want er zal een tijd komen dat zij het gezonde (Bijbelse) onderwijs niet zullen verdragen, maar zij zoeken wat hun gehoor streelt, en zullen voor zichzelf leraars bijeenrapen naar hun eigen begeerten. Ze zullen hun gehoor van de waarheid afwenden en zich keren tot fabels. Maar u, wees nuchter (SV: wakker) in alles. Lijd verdrukkingen. Doe het werk van een evangelist. Vervul uw dienstwerk (t.a.v. de Gemeente van God) ten volle.” (HSV)
Het is een Woord vol van vermaningen en raadgevingen van Paulus aan de jonge Timotheüs, die hij, dank zij de genade van de Here, mocht stellen onder zijn leiding. Timotheüs werd door de Here geroepen om een evangelist te zijn van de Gemeente van God.
U zult, als u het Woord van God predikt, altijd mensen vinden die niet willen dat u hun leert hoe het hoort; die niet willen dat u hun vermaant. Zij willen slechts “de Blijde Boodschap” horen! Dit is in tegenspraak met de opdracht aan elke evangelist, een Bijbelse opdracht waarover wij (hierboven) in 2 Timotheüs 4 vers 1-5 hebben gelezen. En… er staat niet voor niets in 2 Timotheüs 3 vers 16 ook nog het volgende te lezen: “De hele Schrift is door God ingegeven, en is nuttig om te ONDERWIJZEN,...” (HSV)
Als u werkelijk het Woord van God predikt, ONDERWIJST u! Dit is wat een brenger van het Woord nummer één moet doen; natuurlijk niet in eigen kracht, en ook niet door geweld, maar door de Geest van God. Dus: predik het Woord van God! En dit Woord is niet alleen "nuttig om te onderwijzen", maar ook om “te weerleggen (aan hen bij wie Gods Woord weerstand oproept), te verbeteren (aan hen die Gods Woord onjuist uitleggen) en op te voeden (hen die zijn afgedwaald en dan nog dikwijls denken, dat zij het beter weten)”.
Ook heeft Paulus in 2 Timotheüs 4 vers 2 (zie hierboven) onder andere geschreven: “…bestraf (degenen die zondigen, die door hun handel, wandel en/of woord “willens en wetens” in verzet tegen Gods Woord komen), vermaan, en dat met alle geduld (degenen die nalaten te doen wat men moet doen)”.
Daarom heeft een arbeider in de dienst des Heren kennis nodig aangaande het Woord van God; anders kan hij dit Woord niet “recht snijden” (d.i. brengen en uitleggen zoals God het wil en bedoeld heeft)!
Het Woord van God is geen speelgoed! Hoeveel gelovigen spelen in deze laatste dagen niet met dit Woord! Zij hanteren het zoals zij het willen, zoals het in hun kraam te pas komt! Zulke gelovigen durven niet met een “open Bijbel” de wil van God onder de loep te nemen, bang als zij zijn voor de uitspraken van Gods Woord. Eén ding is waar: dit Woord scheidt ons van de zonde. Maar het omgekeerde is evenzeer waar: de zonde scheidt ons van Gods Woord, de zonde maakt dat u dit Woord niet (waarlijk) liefhebt. Als u werkelijk God wil dienen, ondanks strijd, dan grijpt u naar dit Woord!

KLIK HIER om deze studie (deel 2) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen![3]

CJH Theys[4]


[1] Waar – Bijbels gezien èn bestemd voor “het werk des Heren” – ook echt 10% van al uw inkomsten mee wordt bedoeld. Zie o.a. Mal. 3:8-10, Matth. 23:23 en Luk. 11:42.
[2] Het woord “slaaf” heeft bij ons een nare klank, maar m.i. is het een goede vertaling, omdat Hij waarlijk onze “Heer en Meester” is want… “Hij heeft ons gekocht en betaald” met Zijn eigen Bloed!
[3] Voor deel 1 van “Podium en Gemeente”, zie ons weblog van 4 juni 2009.
[4] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel op ons weblog, onder “Mijn volledig profiel weergeven”.
· De 1ste uitgave van deze studie was omstreeks 1970 (in boekvorm). Deze hernieuwde versie is door ons bewerkt naar (meer) HEDENDAAGS Nederlands. De originele versie (digitaal uitgetypt) is eventueel op aanvraag – via
info@eindtijdbode.nl – te verkrijgen.