vrijdag 24 december 2010

Een toegerust volk

.

















Eerste en tweede komst
Vergelijken wij het Bijbels verslag van Christus’ eerste komst naar deze wereld met wat diezelfde Bijbel ons vertelt over Zijn wederkomst, dan zien wij duidelijke verschillen en tegenstellingen, maar ook treffende overeenkomsten en parallellen. Het grootste verschil zal hierin bestaan, dat Christus bij Zijn wederkomst niet langer de verachte en lijdende Knecht des Heren zal zijn, maar geopenbaard zal worden als de Koning der koningen en de Here der heren. Hij zal komen in grote kracht en heerlijkheid en niet slechts enkelen, zoals bij Zijn eerste komst, maar ALLEN zullen voor Hem buigen, ook degenen die hem “doorstoken” en verworpen hebben. Hij kwam om het “genadejaar van de Heer” in te luiden (zie Jes. 61:2a, NBV), de zgn. ‘tijdsbedeling der genade’[1]. Hij komt straks terug om ook dat andere dat in Jesaja 61, vers 2b, genoemd wordt nog te doen, namelijk om uit te roepen “de dag van de wraak van onze God” (HSV), “wanneer Hij met vlammend vuur wraak oefent over hen die God niet kennen, en over hen die het Evangelie van onze Here Jezus Christus NIET GEHOORZAAM zijn” (2 Thess. 1:8, HSV). Maar bij alle verschil tussen deze twee komsten van de Here, zullen er toch ook overeenkomsten zijn. Hij kwam bij Zijn eerste komst voor “het Zijne”, Hij zal straks ook wederkomen voor “het Zijne”, waarmee dan echter niet langer de afstammelingen van Abraham “naar het vlees” bedoeld worden, maar de GEESTELIJKE kinderen van Abraham, de WARE gelovigen.
Toen Jezus als mensenzoon geboren werd in een stal te Bethlehem, was dat – geestelijk gesproken – in een zeer donkere tijd. Als Hij wederkomt zal echter de donkerste nacht die er ooit geweest zal zijn, over de wereld zijn gedaald. Nog een andere parallel tekent zich af, als wij letten op het onverwachte, waardoor beide komsten worden gekenmerkt. Dit is een zeer belangrijk punt van overeenkomst, waar wij nu dieper op in willen gaan. Blijken zal, dat wij dan tot een belangrijke waarheid aangaande de tijd van het einde komen.

De voorloper
Om deze waarheid te “zien”, moeten wij allereerst onze aandacht vestigen op het gebeuren rondom de eerste komst van Jezus Christus. Met Zijn komst bedoelen wij dan niet alleen Zijn geboorte, maar alles wat te maken had met Zijn “openbaring aan Israël”. Een zeer opmerkelijk gegeven is, dat, voordat Jezus Zijn 3½ -jarige bediening hier op aarde begon, er eerst een andere profeet optrad, met de naam: Johannes de Doper. Misschien vragen wij ons af welke bedoeling God hiermee heeft gehad. Nu, het lijkt voor de hand te liggen, want hij moest immers de “voorloper” van de Messias zijn, de “wegbereider”, de heraut die voor de Koning uitging! Dat is zeker. Maar WAAROM moest er eerst zo’n voorloper komen? Wij denken toch niet dat God daartoe alleen maar besloot, omdat dit te doen gebruikelijk was in die dagen?! God trekt Zich, als regel, niets aan van gebruiken en gewoonten van mensen.
De komst van Johannes de Doper is echter een onderdeel van de komst van Jezus Christus dat beslist een nadere bestudering behoeft! Het was niet zomaar “voor de vorm”, dat er een voorloper voor Jezus uitging om Zijn komst aan te kondigen. Als wij de werkelijke reden voor de zending van Johannes de Doper willen weten, dan moeten wij kennisnemen van wat Gods boodschapper, de engel Gabriël, hierover heeft gezegd. En deze (Goddelijke) Boodschap vinden wij opgetekend in Lukas 1 vers 13-17 (HSV):
“Maar de engel zei tegen hem: Wees niet bevreesd, Zacharias, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elizabet zal u een zoon baren en u zult hem de naam Johannes geven. En er zal blijdschap en vreugde voor u zijn en velen zullen zich over zijn geboorte verblijden, want hij zal groot zijn voor de Here. Geen wijn en geen sterkedrank zal hij drinken en hij zal al van de moederschoot af met de Heilige Geest vervuld worden, en hij zal velen van de Israëlieten bekeren tot de Here, hun God. En hij zal voor Hem uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om het hart van de vaderen te bekeren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de bedachtzaamheid van de rechtvaardigen, om voor de Here een toegerust volk gereed te maken.”
Met name het 17de vers is nu voor ons van belang. Daar zegt Gabriël over Johannes: “En hij zal voor Hem (d.i. de Here Jezus) uitgaan... om voor de Here een TOEGERUST volk gereed te maken”. Hier wordt het eigenlijke doel van Johannes’ komst en bediening ontsluierd. Het was nodig dat Johannes eerst kwam, opdat onze Heer een “toegerust” ofwel een gereedgemaakt volk zou vinden als Hij kwam. Toch, ondanks dat men weet van Johannes’ prediking aan de oever van de Jordaan, wordt maar zelden bij dit eigenlijke doel van zijn komst stilgestaan.

Was de tijd rijp ?
Toen Jezus, de Messias, werd geboren, waren er maar weinigen die Hem verwachtten. De Bijbel noemt slechts bij name de oude Simeon en Anna, die door Goddelijke openbaring wisten, dat het kind Jezus de beloofde Messias was. En alhoewel er ook nog anderen zijn geweest “die de verlossing verwachtten” (zie Luk. 2:38), was hun aantal gering, want van opschudding over het bericht van de geboorte van de Messias is geen sprake. Dat was wel het geval toen later de “wijzen uit het oosten” kwamen (zie Matth. 2:1-3), maar dat kwam omdat het een publiek gebeuren was. Kenmerkend is echter dat er bij de priesters en Schriftgeleerden geen spoor van enthousiasme te bespeuren is, als zij van de wijzen vernemen, dat de Messias geboren moet zijn. En, zoals de leidslieden zijn, zo is het volk!
Satan had het goed voor elkaar, zo leek het althans, want toen Jezus kwam was er geen plaats voor Hem in de wereld. Weliswaar was de tijd (d.i. Gods tijd) rijp voor Zijn komst, want… Jezus kwam in “de volheid van de tijd” (zie Gal. 4:4, HSV). God Zelf had ervoor gezorgd dat de mensheid in geestelijke ontwikkeling zover was en dat de toestand in de wereld zo geordend was, dat die wereld “rijp” was om de Messias en Zijn boodschap te ontvangen; Hij had daarvoor het Griekse denken en de Romeinse staatkundige bekwaamheid gebruikt. Maar er was grote geestelijke duisternis. De machthebber van deze wereld, satan, had de wereld en ook het Joodse volk zó in zijn greep, dat het erop leek dat van Gods plan met de wereld niets meer terecht kon komen. De “door-elkaar-werper”, de satan (in het Grieks: diabolos), had van deze wereld één grote geestelijke woestenij gemaakt, een wildernis! Dit is echter niets vreemds, want het is bekend, dat waar God werkt, daar is ook altijd de satan bezig. Uit Genesis 1 vers 2 leren wij echter al, dat als er door toedoen van de duivel een grote chaos ontstaan is, dat dan Gods Geest gaat werken. Dit is één van de patronen die wij in het Goddelijk Raadsplan der Eeuwen telkens weer tegenkomen.

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

H. Siliakus[2]


[1] De ‘tijdsbedeling der genade’ = Het tijdperk van de Gemeente en van de Heilige Geest (van in totaal 2000 jaar), dat begon NA Christus’ (1ste) komst.
[2] Uit: “De Tempelbode” van december 1984. Enigszins bewerkt door AK.



donderdag 23 december 2010

Boekbespreking 23: Er komt spoedig een Goddelijke Bruiloft hier op aarde


Een Bijbelstudie van Bijbelleraar E. van den Worm,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.


Zijn Wederkomst IN en DOOR Zijn Geest is op handen
Het doel van deze Wederkomst is Zijn vereniging met het gereinigde deel van Zijn Gemeente:
Er komt spoedig een BRUILOFT (de éénwording) van het Lam met het GEREINIGDE deel van Zijn Gemeente HIER OP AARDE!!! Het is GEEN bruiloft in de hemel in deze laatste dagen en ook GEEN opname in de hemel vóór (aanvang van) de Grote Verdrukking. Wij zullen zien, dat dit ONSCHRIFTUURLIJK is, al wordt dit door het merendeel van de gelovige christenen verwacht. Wel komt er een WEGNAME van de Bruid/Bruidsgemeente, nadat ze door de Geest des Heren is gebruikt als een instrument:
1. tot herstel van de Gemeente
2. tot de algemene, laatste wereldwijde opwekking.
Wij gaan dit Schriftuurlijk bewijzen.

De uitgieting van de Heilige Geest op de 1ste Pinksterdag
“En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. En er geschiedde plotseling uit de hemel een geluid, gelijk als van een geweldige, gedreven wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten. En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een ieder van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.” (Hand. 2:1-4)
Wij staan in deze laatste dagen dus vlak voor, ja in een fenomenale (d.i. een verbazingwekkende en waarneembare), Goddelijke ingreep, een Goddelijk SCHUDDEN tot HERSTEL van de GEMEENTE. Het is een LAATSTE (op)roep, eerst gericht tot de Gemeente en wat later tot deze WERELD, om te komen tot WAARACHTIGE BEKERING, tot (volledige) overgave aan God, weg van satan en alle zonden, waaraan men zich heden ten dage massaal overgeeft, een zondestaat, waarin men met sneltreinvaart voortholt naar de UITERSTE ONGERECHTIGHEID toe (zie Ezechiël 21:25), naar een DIEP MOREEL VERVAL.
“Want zo zegt de HERE der heirscharen: Nog eens, een korte tijd zal het zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde, en de zee, en het droge doen beven. Ja, Ik zal al de heidenen doen beven, en zij zullen komen tot de Wens aller heidenen, en Ik zal dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt de HERE der heirscharen. Mijn is het zilver, en Mijn is het goud, spreekt de HERE der heirscharen. De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden, dan van het eerste, zegt de HERE der heirscharen; en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HERE der heirscharen.” (Hag. 2:7-10)
Met “hemelen” wordt hier bedoeld het koninkrijk der hemelen op aarde, namelijk de Gemeente/Kerk en met “aarde, zee en droge” de wereld.
God gaat met Zijn oordelen, die over Gemeente/Kerk en wereld komen de mensheid wakker SCHUDDEN. Dan zal men door het LICHT van Woord en Heilige Geest de Goddelijke tuchtiging aannemen en zich bekeren.
Wanneer Uw gerichten (of oordelen) op aarde zijn, zo leren de inwoners van de wereld gerechtigheid.” (Jes. 26:9b)
Wie hieraan geen gehoor geeft, werpt Hij in deze EINDTIJD in de VERNIETIGING en zoals het Boek Openbaring ons leert worden deze OORDELEN van God hoe langer hoe strenger, heviger, en volgen ze sneller na elkaar op, zoals de BARENSWEEËN van een zwangere vrouw.
“En net zoals het geschied is in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen (van de wederkomst) van de Zoon des mensen. Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot de dag, op welke Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, en verdierf ze allen. Op dezelfde wijze ook, zoals het geschiedde in de dagen van Lot; zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden; Maar op de dag, op welke Lot van Sódom uitging, regende het vuur en zwavel van de hemel, en verdierf ze allen. Net zo zal het zijn in de dag, op welke de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.” (Luk. 17:26-30)
De Bijbelse beschrijving van de wereld van de EINDTIJD is een algemene vernietiging van de mensheid, net zoals dat geschiedde in de dagen van Noach en van Lot.
“En de HERE zag, dat de boosheid van de mensen menigvuldig was op de aarde, en dat al de overleggingen (d.i. de gedachten) van hun hart te allen dage slechts boos was. Toen berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart. En de HERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, verdelgen van de aardbodem, van de mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. Maar Noach vond genade in de ogen van de HERE.” (Gen. 6:5-8)
Maar voordat God de aarde werkelijk slaat met Zijn oordelen, verzegelt Hij eerst Zijn 144.000 heiligen van de eindtijd aan hun voorhoofden. Deze zijn de “voortreffelijksten” onder Zijn dienstknechten van de eindtijd (zie Openbaring 14:4), die Hij zal gebruiken om Zijn volk wakker te schudden door middel van hun scherpe predikingen in de kracht van de almachtige God.

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-10-2009. KLIK HIER


vrijdag 10 december 2010

De Gever en Zijn Gaven - hoofdstuk 8

.






Deel 2:
De Gaven of Manifestaties van de Heilige Geest







De Gaven van ‘Allerlei Talen’ en ‘Uitleg van Talen’

De Gave van ‘Allerlei Talen’
Ook de gave van “Allerlei Talen” is een BOVENNATUURLIJKE manifestatie van Gods Geest, waarbij de Heilige Geest de vocale organen van de christen gebruikt om hem/haar te doen spreken in verschillende soorten talen. Ik, voor mij persoonlijk, geloof dat de Geest van God een christen in dat geval kan doen spreken in zowel AARDSE (d.i. in reeds bekende en – voor hen die de bewuste taal spreken – verstaanbare)[1] als HEMELSE talen (d.i. in onbekende en – voor de mens – onverstaanbare talen, meestal “tongentaal” of “spreken in tongen” genaamd – noot AK).
De werking is hemels en niet aards, omdat de Gever niet van deze aarde is. Deze taal of talen, die de Heilige Geest dan doet spreken, zijn de sprekers zelf onbekend, dat wil zeggen dat de sprekers zonder deze manifestatie van de Heilige Geest in hun leven, géén van al deze talen zouden kunnen spreken.
1 Korinthe 14:2 (SV): “Want die (door de Geest van God) een vreemde taal spreekt, spreekt niet de mensen, maar God; want niemand verstaat het, doch met de geest spreekt hij VERBORGENHEDEN (d.i. verborgenheden Gods; omdat God onze tong dan bestuurt – noot AK).”
Zowel deze gave van Gods Geest, alsook die van “Uitleg van Talen”, werd, voor zover in de Schriften is na te gaan, in de oude bedeling[2] niet gekend!

De foutieve interpretatie ten aanzien van deze Gave
Laten wij eerst het gebeurde van de eerste Pinksterdag in beschouwing nemen, zoals het is opgeschreven in Gods Woord.
Handelingen 2:4-12 (HSV):
“En zij (de 120 christenen in de opperzaal) werden ALLEN vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest (van God) hun gaf uit te spreken. Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn. Toen dan dit geluid (SV: deze stem) klonk, kwam de menigte samen en raakte in verwarring (SV: en werd beroerd, d.i. hun gevoel en/of verstand werd erdoor geraakt), want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En zij waren allen buiten zichzelf (SV: zij ontzetten zich allen, d.i. zij waren ontdaan) en verwonderden zich, en zij zeiden tegen elkaar: Zie, zijn het niet allen Galileeërs die daar spreken? En hoe kunnen wij hen dan horen, eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Parthen, Meden en Elamieten en zij die inwoners zijn van Mesopotamië, Judea, Cappadocië, Pontus en Asia, Frygië, Pamfylië, Egypte, en de streken van Libië, dat bij Cyrene ligt, alsook de nu hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als proselieten (d.i. bekeerlingen tot het Jodendom), Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze taal over de grote werken van God spreken. En zij waren allen buiten zichzelf (SV: zij ontzetten zich allen, d.i. zij waren ontdaan) en raakten in verlegenheid (SV: en werden twijfelmoedig, d.i. onzeker), en de één zei tegen de ander: Wat wil dit toch zeggen?”
Het ongezalfde, menselijke verstand verklaart deze wonderlijke Geestesgave als zijnde “de ontvankelijkheid van de menselijke geest voor allerlei soorten talen”. Maar, als dit werkelijk zo zou zijn, dan zou er destijds geen reden zijn geweest voor die godvruchtige mannen in Jeruzalem om “ontdaan te zijn” en “zich te verwonderen” en om “twijfelmoedig (d.i. onzeker) te worden, zodat de één tegen de ander zei: Wat wil dit toch zeggen?” Het zou ook wel heel toevallig zijn geweest dat de 120 Galiléers, op hetzelfde ogenblik, eenzelfde ontvankelijkheid van die (menselijke) geest aan de dag legden voor “allerlei soorten” talen. Daarbij werd er in wel vijftien verschillende talen gesproken. Verder is daar dan nog het frappante feit dat ALLEN TEGELIJK en OP HETZELFDE MOMENT EENZELFDE NAAM groot maakten! Als deze aanleg van de menselijke geest – in dit kader – al reden van bestaan zou hebben, dan zou dit feit de mensen van die tijd ook wel bekend zijn geweest. En, wat dan te zeggen van hun ontzetting en twijfel ten aanzien van deze “manifestatie”?
Is op grond van het voorgaande deze menselijke definitie absurd en waardeloos, ze is het bovenal als wij bedenken dat het hier een openbaring geldt van de Heilige Geest, een BOVENNATUURLIJKE manifestatie, die totaal niets te maken heeft met enig menselijk talent.
Ook heeft deze manifestatie niets te maken met “emotie” of “psychologisch effect”, zoals weer anderen aanmerken. Want dan zou, consequent beschouwd, “Uitleg van Talen” ook “uitleg van emotie” moeten zijn.

Deze “Geestes-Talen” zijn het Schriftuurlijk bewijs van de aanwezigheid van de Heilige Geest
De werkzaamheid van de gave van “Allerlei Talen” is het onweerlegbaar bewijs van de aanwezigheid van de Geest van God; terecht kan worden gesproken van de “manifestatie van de Heilige Geest”. Aan de andere kant wordt hiermee aangetoond dat het gebruikte “kanaal” een voor Gods Geest “toegankelijk leven” is (of: moet zijn).
De volgende vragen zouden wij dus kunnen en misschien zelfs moeten stellen:
• Hoe worden wij, christenen van deze (huidige) tijd, zo?
• Is daar ook een Bijbelse weg aangegeven om tot die (geestelijk) conditie te geraken, waarin ook wij – zo de Geest (van God) dit nodig mocht achten – gebruikt zouden kunnen worden als kanalen, waardoorheen de Heilige Geest kan spreken met “Allerlei Talen”?
Ja, die weg is er. Prijst God voor Zijn wijze voorzieningen! Die wonderbare weg wordt ons geopenbaard in 1 Korinthe 14.

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

CJH Theys

[1] Voor de ‘gewone’ Gemeenteleden, die geen buitenlanders zijn en dus die “andere of vreemde taal” niet spreken, zal deze “vreemde taal” inderdaad een onverstaanbare taal zijn, die vertaald of uitgelegd moet worden, terwijl, als er wel buitenlanders zijn, en de spreker spreekt – door Gods Geest geleid – hun taal, deze buitenlanders natuurlijk wel gesticht zullen worden. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat de spreker door God naar het buitenland wordt geleid, om daar – als Hij dat nodig acht – in die “vreemde (of andere) talen” te spreken om zodoende tot zegen voor hun te zijn. (noot - AK)
[2] De oude bedeling = De periode die de verhouding tussen God en mens VOOR Christus’ (1ste) komst aangeeft. (noot - AK)

donderdag 9 december 2010

Boekbespreking 22: Heiligmaking

.
Een Bijbelstudie van Bijbelleraar E. van den Worm,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

1. Wat is heiligmaking?
Ze is de veranderende Goddelijke bewerking, die van een zondaar een heilige maakt; een mens die er innerlijk en uiterlijk door verlost wordt van zijn zonden en voortaan innerlijk en uiterlijk doet leven in de heiligmaking en rechtvaardigmaking door God.
De Schrift leert ons, dat wij dit niet in eigen, menselijke kracht moeten zoeken te bereiken.
Tit. 3:3-5 "Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkaar hatende. 4 Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland en God verscheen, 5 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest,"
Rom. 3:21-26 "Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods (in het vlees) openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, 22 en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. 23 Want allen hebben gezondigd en derven (d.i. missen) de heerlijkheid Gods, 24 en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. 25 Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in Zijn bloed, om Zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden; 26 om Zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is."

2. Deze Goddelijke heiligmaking en rechtvaardigmaking wordt ons ingebouwd door ons geloof in en door onze Heiland, de Here Jezus Christus.
Hij werkt dit in ons uit door Zijn Heilige Geest.
• Wij hebben Zijn, Goddelijk aanbod van deelgave aan Zijn dood en opstanding, die Hij voor ons heeft volbracht, aan te nemen, er deel aan WILLEN nemen.
• Wij moeten er één plant mee WILLEN worden gemaakt,
• Wij moeten Zijn op Golgotha geofferd vlees geestelijk WILLEN eten,
• Wij moeten Zijn bloed geestelijk WILLEN drinken.
• Wij hebben dit zolang onze heiligmaking nog niet volkomen is volbracht, gedurig (d.i. altijd) te WILLEN doen.
1 Kor. 1:30 "Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing,"

2 Thess. 2:13 "Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid."
Rom. 6:5 "Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking van Zijn dood, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking van Zijn opstanding." (SV)
Joh. 6:48-58 "Ik ben het Brood des levens. 49 Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; 50 dit is het Brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve. 51 Ik ben het levende Brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit Brood eet (eten is een vrijwillige daad) hij zal in eeuwigheid leven; en het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, voor het leven der wereld. 52 De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan Deze ons Zijn vlees te eten geven? 53 Jezus dan zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongste dage. 55 Want Mijn vlees is ware spijs en Mijn bloed is ware drank. 56 Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. 57 Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. 58 Dit is het Brood (beeld van Jezus, het levendmakende Brood), dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de (voor)vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit Brood eet, zal in eeuwigheid leven."
2 Kor. 4:10-11 "Te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het (opstandings)leven
van Jezus zich in ons lichaam openbare. 11 Want voortdurend worden wij, die leven, aan de dood overgeleverd, om Jezus’ wil, opdat ook het (opstandings)leven van Jezus zich in ons sterfelijk vlees openbare."
Nu is geloven ook geen zaak, die wij uit onszelf op kunnen brengen, maar het is een gave van God, als wij ons tot Hem hebben bekeerd van onze zonden en deze bij Hem hebben beleden.
Ef. 2:8-9 "Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; 9 niet uit werken, opdat niemand roeme."
1 Joh. 1:9 "Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid."

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-10-2009. KLIK HIER

woensdag 24 november 2010

Het ware Evangelie en het valse

.
















Christenen kunnen over het algemeen ingedeeld worden in één van de onderstaande twee groepen:
1. Rooms Katholiek of Protestant – afhankelijk van geboorte
2. Conformist of behorend tot de “vrije” gemeente – afhankelijk van kerkorde
3. Wedergeboren christen of nominaal christen – afhankelijk van ervaring
4. Evangelisch of Liberaal – afhankelijk van doctrine en leer
5. Charismatisch of niet-charismatisch – afhankelijk van of men in tongen spreekt
6. Full-time christelijke werker of in een gewone baan werkend – afhankelijk van de bezigheid

Er zijn nog meer indelingen te maken. Maar geen van deze indelingen handelt met de wortel van het probleem waarvoor de Here gekomen is om weg te nemen.
Velen weten dat “Christus gestorven is voor onze zonden” (1 Kor. 15:3). Maar wat velen niet weten is dat de Bijbel spreekt over het feit dat Christus ook gestorven is “opdat wij niet langer voor onszelf zouden leven maar voor Hem” (zie 2 Kor. 5:15).

Een meer Schriftuurlijke indeling van christenen zou de volgende zijn:
1. Zij die voor zichzelf leven vs. Zij die voor Christus leven; of
2. Zij die dingen voor zichzelf zoeken vs. Zij die de dingen van Christus zoeken; of
3. Zij die de aardse dingen eerst zoeken vs. Zij die eerst het Koninkrijk van God zoeken; of
4. Zij die geld liefhebben vs. Zij die God liefhebben. (Jezus heeft gezegd dat het onmogelijk is om beide lief te hebben – zie Luk. 16:13)

Ik heb echter nooit gehoord dat een dergelijke indeling werd gebruikt. Deze indeling handelt met het INNERLIJKE leven van de christen en zijn/haar PERSOONLIJKE wandel met God, terwijl de indeling die we eerder gebruikten, handelt over externe factoren van zijn/haar leven. Toch is het op deze laatste manier dat de hemel christenen indeelt. En als dat het geval is, is deze indeling de enige die werkelijk er toe doet! Anderen kunnen ons niet indelen. We moeten onszelf indelen – want niemand anders kent onze innerlijke motieven en verlangens. Zelfs onze vrouwen (of, bij vrouwen, hun mannen) weten niet altijd waarvoor we werkelijk leven.

Onze Here kwam niet voornamelijk om mensen een leer te geven, een kerkorde of om hen in tongen te doen spreken en zelfs niet om hen een ervaring te geven!
Hij kwam om ons te “redden van onze zonden”. Hij kwam om de bijl aan de wortel van de boom te leggen. En deze wortel van zonde is: zelfzucht. Alles zoeken we voor ons zelf en we doen onze eigen wil. Als we de Here niet toestaan om deze “wortel” uit ons leven af te hakken en er uit te halen, zullen we oppervlakkige christenen blijven. Satan kan ons zelfs het idee geven dat we tot een hogere klasse van christenen behoren vanwege een leer of een ervaring of onze kerkorde!
Satan geeft er niet zoveel om als we de juiste leer, ervaring of kerkorde hebben zolang we maar voor “onszelf” blijven leven (dit is trouwens alleen maar een andere manier om uit te drukken dat we “in zonde leven”!). Het christendom van vandaag de dag is vol met christenen die zichzelf zoeken en voor zichzelf leven, die ervan overtuigt zijn dat God hen als een christen ziet van een hogere orde, alleen op grond van hun leer, ervaring of hun kerkorde. Dit toont aan dat de satan een groot werk heeft kunnen doen in het christendom.
1. In Johannes 6:38 getuigt onze Here dat Hij vanuit de hemel naar de aarde is gekomen:
om Zijn menselijk wil te verloochenen (welke Hij ontvangen had toen Hij als Mens naar deze aarde kwam), en
2. om als Mens de wil van Zijn Vader te doen. Hierin is Hij ons voorbeeld geworden.

In heel Zijn aardse leven – gedurende alle 33½ jaar – heeft Hij Zijn eigen wil verloochend en de wil van de Vader gedaan. En Hij leerde Zijn discipelen duidelijk dat diegene die Zijn discipel wil zijn, dezelfde weg moet gaan. Hij kwam om de wortel van ons zondeprobleem – namelijk: “onze eigen wil doen” – aan te pakken en ons daarvan TE VERLOSSEN.
Op het gebied van de wetenschap heeft de mens, voor duizenden jaren, de misvatting gehad te denken dat de aarde het centrum was van het heelal. Het leek zo in de ogen van de mens – omdat het leek alsof de zon, maan en sterren elke 24 uur om de aarde draaiden. Het heeft de moed van een man als Copernicus nodig gehad – pas zo'n 450 jaar geleden – om vraagtekens te zetten bij deze algemeen geaccepteerde mening en aan te tonen dat het onjuist was en de aarde dus niet het centrum van (zelfs) het zonnestelsel, laat staan van het hele universum was. De aarde, zo toonde hij aan, was geschapen en had zijn middelpunt in de zon. Zo lang de mens uitging van het verkeerde centrum c.q. middelpunt waren zijn wetenschappelijke berekeningen en gevolgtrekkingen onjuist, omdat zijn uitgangspunt van het centrum niet juist waren. Maar toen de mens het ware centrum ontdekte bleken de berekeningen en gevolgtrekkingen wel juist te zijn.
Het is hetzelfde met ons wanneer we “zelf-gericht” blijven in plaats van “God-gericht” worden. Ons begrip van de Bijbel en van Gods volmaakte wil (onze berekeningen en gevolgtrekkingen) zullen dan onjuist zijn. Maar zoals de mensen voor meer dan 5000 jaar overtuigd waren dat zij het bij het juiste eind hadden (zoals hiervoor beschreven), kunnen ook wij ons verbeelden dat het goed is met ons! Maar eigenlijk zitten we er 100% naast.
Dit is wat we vandaag de dag zien, zelfs onder vele “goede christenen”. Zij hebben vele verschillende interpretaties van dezelfde Bijbel – en toch is iedereen er van overtuigd dat zijn (of haar) uitleg alleen de juiste is en alle andere verkeerd. De anderen, zo zeggen ze, zijn “misleid”. Waarom is dat zo? Omdat ze hun centrum verkeerd hebben.
De mens is geschapen om zijn (of haar) middelpunt in God te hebben en niet in zichzelf. Wanneer christenen hun middelpunt, hun centrum, verkeerd hebben liggen zal hun “evangelie” ook verkeerd zijn.
In feite worden er slechts twee soorten evangelies gepredikt vandaag de dag – één in welk de mens centraal staat en de ander waarin God centraal staat.
Het evangelie dat om de mens draait belooft de mens dat God hem/haar alles zal geven wat hij/zij nodig heeft voor een comfortabel leven hier op aarde en tevens een zetel in de hemel aan het einde van zijn/haar leven. De mens wordt verteld dat Jezus al zijn/haar zonden vergeeft, zijn/haar ziekte geneest, hem/haar materieel zegent en doet toenemen, al zijn/haar aardse problemen oplost, etc., etc.
Het eigen-ik blijft in het centrum van zijn/haar leven en God lost – als een dienstknecht – alles voor hem/haar op, beantwoordt elk gebed en geeft hem/haar alles wat hij/zij wil!! Alles wat hij/zij moet doen is “geloven” en “elke materiële zegen te claimen in de naam van Jezus”!!
Dit is een vals evangelie omdat het geen melding maakt van “BEKERING”. Bekering is datgene wat Johannes de Doper, Jezus, Paulus, Petrus en alle andere apostelen in het bijzonder gepredikt hebben. Bekering wordt vandaag de dag helaas helemaal niet meer gepredikt, ook niet als bijzaak.
Het Evangelie dat God daarentegen centraal stelt, roept de mens op om zich TE BEKEREN. Het legt uit dat bekering het volgende betekent:

KLIK HIER als u deze studie – die iets te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

Bron: Zac Poonen, India – 28-8-2008
Overgenomen van het CIP (Christelijk Informatie Platform)

dinsdag 23 november 2010

Boekbespreking 21: De oorlog van Gog en Magog (volgens Ezech. 38 en 39)


Een Bijbelstudie van Bijbelleraar C.J.H. Theys,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

Inleidend woord
Jezus zal spoedig (weder)komen! De tekenen der tijden spreken een duidelijke taal, zij bedriegen ons niet. Als wij om ons heen zien, dan bemerken wij zelfs onder de christenen een grote mate van ongerustheid. Deze onrust is ook te bespeuren in vele “Pinksterlevens”. Wat dit ons zegt? Het is het teken van een wankel geloofsleven, een niet-geworteld-zijn in Christus, een op zandgrond gebouwd geloof in plaats van een geloof, gegrondvest op de Rotssteen. Laten wij dit voor God toch maar eerlijk bekennen, broeders en zusters. Laten wij de Here bidden: “Here, help ons, want wij gevoelen ons – als wij om ons heen zien – als die discipelen in die stormachtige nacht, en wij zullen gewis en zeker zonder U vergaan!” Ons zal, overeenkomstig Gods Woord, geschieden naar de mate van ons geloof (zie Matth. 9:29), laten wij ons daarom haasten om – in de Naam des Heren – alle twijfel terzijde te stellen en alle angst van ons af te werpen.
De wederkomst van onze Here Jezus Christus wordt voorafgegaan door en gaat gepaard met geweldige catastrofen, die deze wereld zullen treffen. Lees Matthéüs 24 en wordt overtuigd! Grote dingen, die geen mensenhand kan tegenhouden, zijn aanstaande en wij worden door de Geest (van God) Zelf gewaarschuwd aangaande al deze dingen. Wij kunnen al deze waarschuwingen lezen, herlezen, overdenken en wij kunnen er onze eigen opinie over hebben… Dit alles is mogelijk; maar laten wij toch niet alleen dit doen, laat ons ook in het oog houden wat zich afspeelt op het wereldtoneel van onze dagen en dit laatste toetsen aan het eerste. Dan zullen wij, als wij eerlijk zijn, moeten erkennen, dat “Gods Woord nimmer voorbij gaat”. Gods Woord is (als) een lamp en die lamp schijnt in de duisternis en als wij acht geven op dit immerschijnend licht behoeven wij heus niet bevreesd en angstig te zijn. Wij kunnen dan rusten in Hem, Die zegt: “Ik ben de Weg, en de Waarheid en het Leven” (Joh. 14:6).

Broeders en zusters, vele malen tevoren heb ik u al verzekerd dat Jezus’ (weder)komst niet veraf meer is en ik blijf erbij. Vele malen heb ik u te kennen gegeven dat een derde wereldoorlog dicht op handen is en… ik blijf erbij. Wij hebben het profetisch Woord, zegt de apostel en hij zegt dan, dat dit profetisch Woord zéér vast is en dat wij er goed aan doen, als wij er acht op slaan; als (op) een lamp, schijnende op een duistere plaats (zie 2 Petr. 1:19). Het is dit profetisch Woord van onze God, dat ons vertelt van een toekomstige oorlog, die gewis en zeker zal komen, alle goede wensen en schietgebeden ten spijt!!
Om al het hetgeen dat hierover geschreven is goed te verstaan, is het nuttig om eerst tezamen iets van de lotsbestemming van de volkeren in de Bijbel na te speuren. In het licht van de laatste dagen (d.i. de eindtijd) dienen wij vooral goed te weten, waar precies in Gods Bijbel wij iets over Rusland, en de plaats van Rusland in de eindtijd, kunnen vinden. In dit opzicht verdient het aanbeveling om, willen wij vertrouwd raken met de boodschap van een “profetisch boek” (en de Bijbel is zo’n profetisch Boek!), altijd allereerst vertrouwd te raken met de historische gebeurtenissen ten tijde van de betrokken profeet. In dit verband wordt aangeraden de inhoud van 2 Koningen 23 vers 30 en van 2 Koningen 25 vers 21 nauwlettend te bestuderen.

De profetie van de stervende Jakob
Allereerst moet ik u vertellen dat de algemene lering, als zouden de stammen van Israël (al de 12 stammen wel te verstaan) teruggevonden worden in het Jodendom dat wij vandaag-de-dag kennen en waarvan een zéér groot deel thans dat jonge land Palestina bevolkt, verkeerd is. Bij het naspeuren van verschillende, in dit verband passende Bijbelwaarheden zullen wij tot dit inzicht geraken. Want… de Bijbel leert ons duidelijk iets anders. Juda is namelijk maar één van de in totaal 12 stammen en als wij dit weten te onderscheiden in het profetisch Woord, dan zullen wij inzien, dat een andere interpretatie door God niet wordt getolereerd. In ieder geval hebben wij géén rekening te houden met menselijke concepties en zienswijzen hieromtrent, maar dienen wij ons te allen tijde te verlaten op het nimmerfalend Woord van de levende God.
De Joden, die wij als Joden kennen in deze tegenwoordige tijd, komen voort uit de stam Juda, maar ook Benjamin (wat letterlijk betekent: de Kleine) wordt hiertoe gerekend. Wij weten echter dat Jakob – die later, door God, “Israël” werd genoemd – 12 zonen had. Toen Jakob oud geworden was profeteerde hij en in die profetie gaf hij – onder de zalving van Gods Geest – iedere zoon bepaalde karakteristieken te kennen (lees Genesis 49 vers 1-28) die, ook in het nageslacht van iedere zoon, zouden uitkomen. Langs de profetische lijnen zouden deze zonen zich als (vele) volkeren ontwikkelen. Het is aan de hand hiervan dat wij dit tot “volkeren” uitgegroeide nageslacht van Israël kunnen terugvinden (zie noot 3).
Over de 12 zonen van Jakob (die later, van God, de naam Israël kreeg – zie Gen. 32:28), waarvan Ruben de oudste was, lezen wij in Genesis 35 vers 23-26.

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-8-2009, KLIK HIER Zie vooral ook het “In memoriam”.

woensdag 10 november 2010

De Gever en Zijn Gaven - hoofdstuk 7

.







Deel 2:
De Gaven of Manifestaties van de Heilige Geest




De Gave van Profetie


Wat is de Gave van Profetie?

De gave van Profetie is een bovennatuurlijke manifestatie van Gods Geest, waardoor er op een bovennatuurlijke wijze wordt gesproken, ZOALS DE GEEST VAN GOD de christen (als profeet) DOET SPREKEN.
• DEZE GEESTESGAVE WERKT NIET DOOR MIDDEL VAN HET MENSELIJK VERSTAND, HET IS EEN MANIFESTATIE VAN GODS GEEST DOOR ONZE VOCALE ORGANEN HEEN!
Net zoals Gods Geest “andere talen” geeft uit te spreken[1] (zie Hand. 2:4, HSV), geeft Hij ook te profeteren, maar dan in de taal van de spreker zelf. Laten wij de gave van Profetie echter niet verwarren met de gave van “uitleg van talen”. Bij Profetie wordt de boodschap – Gods boodschap wel te verstaan – niet vooraf gesproken in (de voor velen ONverstaanbare[2]
) “andere talen”.
Profetie verheerlijkt ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN alleen Jezus Christus als de Heiland der mensheid. In Openbaring 19:10b (HSV) staat: “…Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie.”
Altijd en overal zal Gods Gemeente die instructies ontvangen die overeenstemmen met de bedoeling van de Geest van God, die altijd in overeenstemming is met de geschreven openbaring van God, de Bijbel.

Profetie is geen natuurlijke Gave
Op grond van het feit dat Profetie een Geestesgave is, is het ONmogelijk om haar te ‘lenen’. Hoe welsprekend een mens ook kan zijn, toch is zulk een welsprekendheid niet de hier bedoelde Geestesgave! Een mens kan van nature een redenaar zijn zonder ooit de Geest van God te hebben ontvangen.
De Geestesgave van Profetie heeft niets te maken met opvoeding, natuurlijk talent, noch met scholing.
Iets te zeggen, dat in onze herinnering komt is GEEN profetie!
Verbeelding en een goed geheugen spelen de gelovige hierin dikwijls parten; maar deze hebben echter niets, maar dan ook HELEMAAL NIETS te maken met (Goddelijke) Profetie. Met verbeelding èn een goed geheugen kan een mens hele passages uit de Heilige Schrift opzeggen, maar daarom profeteert hij of zij nog niet! De duivel kent de Bijbel trouwens beter dan wij!
Het is ook niet zó, dat wij alleen maar onze mond hebben te openen om dan, vervolgens, uit te spreken (d.i. te zeggen) wat er in onze geest opkomt! Dat is wat er vandaag de dag wel eens VALSELIJK (en dus: ten onrechte) wordt onderwezen als zijnde “profetie”.
Uit al het vorengaande kunnen wij opmerken dat Profetie NIET kan voortkomen uit verworven kennis of scholing. Profetie, zijnde een Geestesgave, komt in werking naar de mate van geloof en genade van God, welke – door Hem – worden toebedeeld.
Romeinen 12:6-7a (HSV):
“En nu hebben wij genadeGAVEN, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven: hetzij profetie, naar de mate van het geloof;…”!!

Hoe wij ons hebben te gedragen tegenover valse profeten
Profetie is:
• spreken voor/namens God,
• een borrelende, sprekende Geestesfontein,
• zowel bedoeld voor mannen als voor vrouwen, die bekeerd, wedergeboren en gedoopt zijn in water, en met de Heilige Geest,
daarom dienen ALLE christenen ook te streven maar deze Geestesgave.
1 Korinthe 14:1 (HSV):
“Jaag de liefde na en streef naar de geestelijke gaven, en vooral daarnaar dat u mag profeteren.”
1 Korinthe 14:39 (HSV):
“Daarom, broeders (en zusters), streef ernaar om te profeteren…”
Juist omdat ALLEN worden opgewekt om naar deze Geestesgaven te streven – iets, wat de duivel ook weet – zullen degenen die een bediening hebben en/of leiding geven, scherp moeten toezien in de Gemeente. Zij moeten niet ophouden God te bidden om de gave van “het ONDERSCHEIDEN VAN GEESTEN” (namelijk: om te kunnen beproeven of het een ‘goede’ Geest vanuit God is, of dat het een ‘verkeerde’ geest vanuit satan of de mens zelf is – noot AK)! Satan zal immers ALTIJD proberen zijn slag te slaan en hij kent de zwakken onder de gelovigen, wier verbeelding èn geheugen hij eventueel kan gebruiken als zijn speeltuin! Daar zijn in de Bijbel genoeg voorbeelden van zulke valse profeten. In de bediening van de Geest heb ikzelf mogen ervaren, hoe nodig de gave van “het Onderscheiden van geesten” is. Onder de zalving van Gods Geest mocht ik de verkeerde geest en de valse werking onderscheiden; en ik heb moeten ingrijpen door bestraffing om zodoende de Gemeente, het Lichaam van Christus, te vrijwaren van “besmetting van de (door de duivel beïnvloedde) geest”.
2 Korinthe 7:1 (HSV):
“Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bevlekking (SV: besmetting) van het vlees en van de geest, en zo de HEILIGING volbrengen in het vrezen van God (d.w.z.: de vrees om te zondigen).”
1 Timotheüs 5:20-21 (HSV):
“Bestraf hen die zondigen, in tegenwoordigheid van ALLEN, opdat ook de anderen vrees (om te zondigen) zullen hebben. Ik dring er op aan, voor God en de Here Jezus Christus en de uitverkoren engelen, dat u zich aan deze dingen houdt zonder vooroordeel en zonder iets uit partijdigheid te doen.”

Profeteren hoeft niet altijd “voorzeggen” (en dus iets in de toekomst) te zijn
Profeteren hoeft niet altijd voorzeggen, en dus iets over de toekomst zeggen, te zijn. Een christen – hier en verder, in het vervolg van deze verhandeling, versta ik hieronder: een bekeerd en wedergeboren mens, gedoopt in water en Geest – die de gave van Profetie heeft ontvangen, behoeft nog geen “ziener” te zijn… Ofschoon er een Schriftuurlijk verschil bestaat tussen “ziener” en “profeet”, kan iemand toch beide tegelijk zijn. Een noodzaak is het echter niet.
1 Samuël 9:9 (HSV): “
Vroeger zei iedereen in Israël het volgende als hij God ging raadplegen: Kom, laten wij naar de ziener gaan. Want wat vandaag de dag een profeet genoemd wordt, werd vroeger een ziener genoemd.”
Samuël was ontegenzeggelijk een “ziener” in Israël; want in 1 Samuël 9:11, 18 en 19 wordt van hem dit getuigenis gegeven. Als “ziener” vertelde Samuël aan Saul dat de ezelinnen van zijn vader Kis, die verloren waren geraakt, alweer gevonden waren (zie 1 Sam. 9:3-5 en 20). Saul daarentegen profeteerde, maar heeft NIET de toekomst voorzegd.
1 Samuël 10:6-12 (HSV): “
Dan zal de Geest van de HERE over u vaardig worden (in de oude bedeling kwam de Geest “over” iemand, niet “in”) en u zult samen met hen profeteren;… Toen zij daar bij de heuvel kwamen, zie, een groep profeten kwam hem tegemoet; en de Geest van de HERE werd vaardig over hem, en hij profeteerde in hun midden. Toen ieder die hem sinds jaar en dag kende, zag dat hij – zie! – met de profeten profeteerde, zei het volk, de één tegen de ander: Wat is er toch gebeurd met de zoon van Kis? Is Saul ook onder de profeten? … Daarom is het een spreekwoord geworden: Is Saul ook onder de profeten?”
Profeteren kàn bijvoorbeeld gelijk staan met het “spreken in andere talen + uitlegging van die talen”, want er staat geschreven: “En ik zou wel willen dat u allen in andere talen spreekt, maar vooral dat u profeteert. Immers, wie profeteert, is meer dan wie in andere talen spreekt, TENZIJ hij het uitlegt, opdat de gemeente erdoor opgebouwd wordt.” (1 Kor. 14:5, HSV).
Maar om de toekomst te kunnen voorzeggen behoeft een christen bepaald niet in “andere talen” te spreken en het daarna uit te leggen. Houdt alstublieft het één en het ander uit elkaar! Ofschoon ik geloof dat alle twaalf gedoopten van Handelingen 19:6-7 spraken “in vreemde talen èn profeteerden”, toch is er in dát feit op zich zelf niets dat mij overtuigt, dat zij, toen zij de Heilige Geest ontvingen, de toekomst hadden voorzegd.

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

CJH Theys



[1] Bij “vreemde (of andere) talen” wordt de tong ook door God bestuurt. Men spreekt dan een andere (buitenlandse) taal die NIET zelf is aangeleerd.
[2] Voor de ‘gewone’ Gemeenteleden, die geen buitenlanders zijn en dus die “andere of vreemde taal” niet spreken, zal deze “vreemde taal” inderdaad een onverstaanbare taal zijn, die vertaald of uitgelegd moet worden, terwijl, als er wel buitenlanders zijn, en de spreker spreekt – door Gods Geest geleid – hun taal, deze buitenlanders natuurlijk wel gesticht zullen worden. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat de spreker door God naar het buitenland wordt geleid, om daar – als Hij dat nodig acht – in die “vreemde (of andere) talen” te spreken om zodoende tot zegen voor hun te zijn.


dinsdag 9 november 2010

Boekbespreking 20: De 10 zaligsprekingen


Een Bijbelstudie van Bijbelleraar E. van den Worm,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

Inleidend woord
Tit. 2:11-14 "Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken."
Deze studie vertelt ons van de dingen, die God ons, Zijn verbondskinderen, door onze Here Jezus Christus geschonken heeft door Zijn deelgave (en wij door onze bewuste deelname) aan de dood en opstanding van Gods Lam op Golgotha, die Hij in het kruispunt der eeuwen heeft volbracht, en van de dingen, die Hij van ons hier op aarde vraagt.


De 10 zaligsprekingen en 9 treden van de trap van Jezus’ zaligmakende genade.
Zaligspreking en trede 1: De armen van geest. Erkenning van onze verloren staat zonder Zijn genade en gewaarwording van armoede aan rein, Goddelijk leven (zie Matth. 5:3).
Zaligspreking en trede 2: De treurenden. Belijdenis van zondeschuld. Geloof in verzoening met God bij blik op het kruis van Golgotha en geloof in Jezus Christus (zie Matth. 5:4).
Zaligspreking en trede 3: De zachtmoedigen. Begin van de verlossing van de zondemacht door Zijn deelgave aan het sterven van het Lam van God en de zachtmoedige aanvaarding aan onze kant van het kruisproces, het afsterven van de oude, zondige mens door geestelijk Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken, door zo vrijwillig deel te nemen aan de dood van het Lam van God, een ervaring, die Jezus ons moet laten ondergaan (zie Matth. 5:5).
Zaligspreking en trede 4: Zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Hoop op deelgave aan Zijn opstanding, hongeren en dorsten ernaar. Wedergeboorte uit God (zie Matth. 5:6).
Zaligspreking en trede 5: De barmhartigen. Deze barmhartigheid is gegrond op de liefde van God, die op deze trede begint door te breken. Verdere deelgave aan Zijn opstanding (zie Matth. 5:7).
Zaligspreking en trede 6: De reinen van hart. Volkomen deelgave aan Zijn verlossing van de zondemacht; deze reinen van hart wandelen en leven reeds op aarde in Goddelijke reinheid en heiligheid (zie Matth. 5:8).
Zaligspreking en trede 7: De vredestichters. Deelgave aan Zijn arbeidszalving (zie Matth. 5:9).
Zaligspreking en trede 8: Zij die op aarde reeds wandelen in Goddelijke gerechtigheid en hierdoor gehaat en vervolgd worden op de aarde (zie Matth. 5:10).
Zaligspreking en trede 9: Zij, die Godzalig (Gode welgevallig) op aarde leven, die volkomen gedrenkt zijn in de Geest en de heerlijkheid van de Here Jezus Christus en die hierdoor Zijn Naam dragen. Zij worden op aarde belasterd en vervolgd omwille van Zijn Naam (zie Matth. 5:11-12).
Deze zijn de 9 treden van de geestelijke ladder van Jakob, die naar de troon van onze Vader-God en van het Lam leiden. Ze openbaren een geestelijke groei naar de volmaaktheid van de nieuwe mens in Christus.

Op aarde wordt een groeiende, negatieve levenservaring temidden van de medemensen ondervonden door de toenemende macht van satan, de macht der duisternis, vooral in de eindtijd.
Openb. 22:11 "Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; en wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd."
Matth. 24:12 "En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen."
Ezech. 21:25 "En gij onheilige, goddeloze, vorst van Israël, wiens dag komt ten tijde van de eindafrekening,"
Deze uiterste ongerechtigheid geschiedt ten tijde van de antichrist.

In deze eindtijd heeft de Here Jezus in Zijn Woord nog een 10de zaligspreking toegevoegd:
Zaligspreking 10, de laatste zaligspreking bestemd voor de eindtijd. Voor de geroepenen tot het Avondmaal van de Bruiloft van het Lam. Deelname aan de Bruid van het Lam als lid ervan. Bekleed met heerlijkheid van God en met Zijn koninklijke autoriteit op aarde. De Godzaligheid van de Bruid van het Lam op aarde geopenbaard. De openbaring van de zonen Gods (zie Openb. 19:9, SV)
Dan wordt de Bruid van het Lam op aarde aangedaan met Goddelijke heerlijkheid en macht om haar taak op de duistere, zondige aarde van de eindtijd te kunnen vervullen; te weten: het herstel van de geestelijk in slaap gevallen Gemeente/Kerk en om haar te leiden tot OVERWINNING over satan en zondemacht in en door de kracht van de Heilige Geest; en tot het leiden van de grote wereldwijde opwekking in Jezus’ wijsheid en kracht, die tot de ONTELBARE zielenoogst zal leiden (zie Openb. 7:9-14).

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-10-2009. KLIK HIER


zondag 24 oktober 2010

Geprofeteerde vernieuwing van het geloof

.













De grote behoefte
Algemeen in onze dagen is het verlangen naar een sterk en vast geloof. De opwekkingsgolven (zoals aan het begin van de 20ste eeuw) zijn sinds lang niet meer dan enige rimpelingen in het water. Even koud en zakelijk als de gehele tegenwoordige maatschappij is, is ook de geloofsbeleving – voor zover daar dan nog van gesproken kan worden – van vele christenen. De Geesteswerkingen van weleer hebben veelal plaats moeten maken voor menselijke regelingen; en de “openbaringen” die sommigen ontvangen, hebben opvallend zelden te maken met verdieping van de kennis van het Woord van God (de Bijbel). De eenzijdigheid, die een tijdverschijnsel geworden is, viert hoogtij en heeft in de christelijke Gemeente al in vele gevallen de proporties van “valse leer” aangenomen. Levende in een tijd waarin hoegenaamd geen waarachtig geestelijk leven meer gekend wordt (wel veel “kunstmatig” en “schijnbaar” geestelijk leven) en in een wereld die aan onzekerheden en onoplosbare problemen ten onder dreigt te gaan, verlangt het waarachtige kind van God naar een krachtdadige VERNIEUWING van het geloof. Even sterk als het waarachtige kind van God uitziet naar een hernieuwde uitstorting van de Heilige Geest. Alle tegenwoordige omstandigheden hebben VERNIEUWING van het geloof tot dè grote behoefte gemaakt.

Geloofsvernieuwing en opwekking
Het verlangen naar de verkwikkende wateren van de Heilige Geest wordt op krachtige wijze onder woorden gebracht in de 42ste Psalm. Deze welbekende psalm zouden wij kunnen noemen: “een lied van de Gemeente der laatste dagen”. Eigenlijk is het, gelijk zoveel psalmen, een profetische psalm. Zij geeft ons een indruk van het leven en de strijd van de Gemeente van de eindtijd. Met andere woorden, zij geeft ons een beeld van ònze situatie, want de tijd van de laatste dagen is reeds ingegaan. Opmerkelijk is dat de verkwikking, waarom in deze psalm gebeden wordt, voorafgegaan wordt door een VERSTERKING. Nog voordat de psalm teneinde is, blijkt het geloof van de psalmist krachtig te zijn vernieuwd. Tot tweemaal toe lezen wij:
“Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven…” (Ps. 42:6 en 12, HSV).
Wij ontvangen hier de zekerheid dat, ook al is Gods tijd voor een zeker iets nog niet daar, God Zich op het gebed uit een waarachtig en oprecht hart altijd openbaart. Tevens vinden wij hier een aanwijzing, dat de geprofeteerde Spade Regen-opwekking[1] van de laatste dagen voorafgegaan zal worden door een krachtige VERNIEUWING van het geloof – in de Gemeente des Heren. Wij zullen straks nog een andere Schriftplaats noemen, die deze gedachte ondersteunt. Maar eerst zullen wij Psalm 42 aan een nader onderzoek onderwerpen en haar in profetisch licht bekijken.

Beschouwing van Psalm 42
1. Voor de koorleider, een onderwijzing van de zonen van Korach.
2.
Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
3. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God. Wanneer zal ik binnengaan om voor Gods aangezicht te verschijnen?
4. Mijn tranen zijn mij tot brood, dag en nacht, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?
5. Hieraan denk ik, en ik stort mijn ziel in mij uit: hoe ik meeging in de stoet en met hen optrok naar Gods huis, terwijl vreugdezang en lofliederen klonken: een feestvierende menigte.
6.
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven voor de verlossende daden van Zijn aangezicht.
7. Mijn God, mijn ziel buigt zich neer in mij, daarom gedenk ik U vanuit het land van de Jordaan en de Hermonbergen, vanuit het laaggebergte.
8. Watervloed roept tot watervloed, terwijl Uw waterkolken druisen; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengeslagen.
9. Maar de HERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden; ‘s nachts zal Zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God van mijn leven.
10. Ik zal zeggen tegen God: Mijn Steenrots, waarom vergeet U mij? Waarom ga ik in het zwart, onderdrukt door de vijand?
11. Als een doodsteek gaat mij door merg en been het gehoon van mijn tegenstanders, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?
12. Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is mijn Verlosser en mijn God.
(HSV)

Is er enige grond voor om deze psalm een “lied van de Gemeente der laatste dagen” te noemen? Laten wij, om deze vraag te beantwoorden, een korte verklaring van de eerste zes verzen geven:
Vers.2 is een uitdrukking van het verlangen van de Bruidsgemeente naar de “wateren van de Geest” (de Spade Regen-opwekking)[2]. Het verlangen naar een zodanige openbaring van God wordt “dorsten naar God” genoemd (zie vers 3).
Vers.3 heeft als kernwoord “wanneer? en geeft aan, dat de Bruidsgemeente een WACHTENSTIJD zal moeten doormaken (vergelijk Matth. 25:5).
Vers.4 toont ons dat er DROEFHEID zal zijn in/bij de Bruidsgemeente over uitblijvende verkwikking en tegelijk, dat zij STRIJD zal hebben in de wereld. Verdrukking en vervolging zal haar deel zijn, zoals ook vers 11 leert. Van die droefheid die voorafgaat aan de uitstorting van de Heilige Geest (het “wederom zien van Jezus”) sprak ook Jezus in Johannes 16:20 en 22 en ook Hij wees op het samengaan ervan met de verdrukking in de wereld (zie Joh. 16:33). Vergelijk ook Hooglied 5:7 (zie het artikel “De slaap des oordeels” uit de Tempelbode van maart 1981)[3].
Vers.5 kan worden beschouwd als de terugblik van de Bruidsgemeente op voorbijgegane tijden van opwekking (die van het “uitgaan, de Bruidegom tegemoet” – zie Matth. 25:1, SV).
Vers.6 is de weerslag in woorden van de gereedmaking van de Bruidsgemeente door VERNIEUWING VAN HET GELOOF.
Hoe duidelijk worden in deze psalm het leven en de strijd van de Gemeente van de laatste dagen weergegeven!

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

H. Siliakus[4]

[1] Zie eventueel het artikel “De ‘Spade Regen opwekking’” op ons Weblog van 24 april 2010.
[2] Zie noot 1.
[3] Deze (korte) studie staat nog niet op ons Weblog vermeld, maar kan – via
info@eindtijdbode.nl – GRATIS aangevraagd worden.
[4] Uit “De Tempelbode”van december 1981. Enigszins bewerkt door A. Klein.


zaterdag 23 oktober 2010

Boekbespreking 19: Het Boek Daniël, deel 1 – hoofdstuk 1 t/m 3


Een Bijbelstudie van Bijbelleraar C.J.H. Theys,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.




Historische inleiding:

Het Boek Daniël is een heel belangrijk Boek in de Bijbel. Zonder dit Boek zijn vele dingen uit het Boek Openbaring niet te verstaan. Maar omgekeerd zijn ook vele dingen in het Boek Daniël niet te verstaan zonder de verklaring in het Boek Openbaring. Het Boek Daniël spreekt van de dingen, die behoren tot ‘de tijd van het einde’.
Om de omstandigheden te verstaan, waarin Daniël, zijn vrienden en zijn volk verkeerden, is een korte historische inleiding noodzakelijk. Wij zullen dan verstaan, hoe Daniël in Babylonische ballingschap terecht is gekomen, en wat God zoal jegens zijn volk heeft toegestaan. Slechts een deel van het ganse volk van Israël ging in Babylonische ballingschap, namelijk: Het “huis van Juda”, bestaande uit de stammen Juda en Benjamin.
De 12 stammen van Israël hebben sinds Jozua in Kanaän gewoond. De eerste tijd werden zij door richteren geregeerd, later door koningen. Saul, David en Salomo zijn de enige koningen geweest, die over alle 12 stammen geregeerd hebben. Na de dood van Salomo viel het koninkrijk in twee delen uiteen; het werd verdeeld onder Rehabeam en Jerobeam. Vanaf die tijd werden, in het Goddelijk raadsplan van verlossing, 10 stammen tezamen gekend als “Israël”, de andere 2 (overige) stammen vormen tezamen “Juda”. Vanaf dat ogenblik kennen wij dus niet meer het onverdeelde koninkrijk Israël, maar onderscheiden wij 2 koninkrijken, namelijk:
1. h
et koninkrijk Israël, met als hoofdstad Samaria, en
2. het koninkrijk Juda, met als hoofdstad Jeruzalem.
Gods Woord spreekt in dit verband ook verder van twee “huizen”:
1. het “huis van Juda” en
2. het “huis van Israël”.
Wie deze twee in de Bijbel, wat hun verdere historie en profetie betreft, niet uit elkaar houdt – tot op de huidige dag zijn zij nog verdeeld – zal nooit komen tot het rechte (d.i. juiste) verstaan van de ontwikkelingen en vervulling van die profetieën in deze laatste dagen van de tijdsbeding, waarin wij leven.
Men ziet mensen thans deze fout maken: Zij houden zich bezig met dat “Israël”, dat zich thans in Palestina gevormd heeft; zij staren zich blind op het “Beloofde Land”. Zij zien DIT “Israël” als “Gods volk”, zoals het in de Bijbel genoemd wordt. DIT IS ECHTER NIET WAAR! Deze mensen houden geen rekening met het feit dat God het koninkrijk, vanwege de zonden van Salomo, in het “huis van Juda” en het “huis van Israël” uiteen heeft doen vallen.

De ballingschap van het “huis van Israël”
Laat mij beginnen met de ballingschap van de 10 stammen, met die van het “huis van Israël”.
Deze 10 stammen gingen in ongeveer 721 voor Christus in ballingschap. Koning Salmaneser van Assyrië belegerde Samaria en nam de stad in. Toen werden ALLE 10 stammen gevankelijk (d.i. als gevangenen) weggevoerd (zie 2 Kon. 17:6-18, deze tekst is in de studie zelf voluit vermeld). Vers 18: De HERE was zeer toornig op Israël, zodat Hij hen wegdeed van Zijn aangezicht. Er bleef niets over dan alleen de stam van Juda.”
Uit 2 Koningen 17:1-2 blijkt, dat het zondige leven van Hosea, de koning van Israël, “de druppel” was, die bij Israël “de emmer had doen overlopen”: “In het twaalfde jaar van Achaz, de koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela, koning over Israël in Samaria en hij regeerde negen jaar. Hij deed wat kwaad was in de ogen van de HERE,...”
Door het zondige voorbeeld van hun koning volhardde Israël in hun zondige wandel. Wij zien zoiets ook in deze dagen. Als een voorganger in zonde en ongerechtigheid leeft, krijgt men een terugslag op de Gemeente; ook deze komt tot een leven van afval. Zo’n voorganger sterft een geestelijke dood en als gevolg hiervan ook de Gemeente… Gods Geest kan niet wonen in zo’n Gemeente. De Here Jezus sprak over de Geest als over “Stromen van LEVEND Water”… Dit duidt op volheid van leven en van activiteit. Dit wordt alleen gevonden, waar Gods kinderen willen leven in gehoorzaamheid aan het Woord van God; een gehoorzaamheid, die zich niet alleen uit in woorden, maar ook in daden. Vele van Gods kinderen in deze dagen zeggen, net als Israël destijds tegen Mozes: “Wij zullen dit allemaal doen”, maar de DAAD blijft uit!

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie (deel 1) wilt lezen, KLIK HIER.

Zie eventueel ook nog:
"Het Boek Daniël, deel 2, hoofdstuk 4 t/m 8" en/of "Het Boek Daniël, deel 3, hoofdstuk 9 t/m 12"

A. Klein

NOOT:
Deze studie is – helaas – een al wat oudere (gescande) Bijbelstudie, die nog met een ouderwetse typemachine is uitgetypt! Reden: Het ontbreekt mij helaas aan genoeg tijd om op korte termijn aan het uittypen en bewerken van deze – inhoudelijk – waardevolle studie te beginnen. Het is echter wel een ZEER UITGEBREIDE en BOEIENDE studie van het Bijbelboek Daniël, die m.i. zeer de moeite van het lezen waard is. De studie is, vooral vanwege de lengte, in 3 delen geplaatst.
In deze studie wordt ‘VERS voor VERS’ uitleg gegeven over de diep-geestelijke inhoud van dit boeiende, maar voor velen moeilijk te begrijpen Bijbelboek. Ik spreek de hoop uit dat ook de inhoud van deze (nog ONbewerkte) studie voor velen tot geestelijke zegen mag worden.

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-8-2009, KLIK HIER Zie vooral ook het “In memoriam”.

zondag 10 oktober 2010

De Gever en Zijn Gaven - hoofdstuk 6

.



Deel 2:
De Gaven of Manifestaties van de Heilige Geest






Een woord vooraf van de schrijver
Dit woord vooraf is bestemd voor alle christenen die de vervulling met de Heilige Geest kennen en met mij “streven naar het bezit van de geestelijke gaven” (zie 1 Kor. 14:1).
De wereldwijde geestelijke opwekking, die wij nu beleven[1] – wij, “tot wie het einde van de (huidige) wereld gekomen is” (1 Kor. 10:11b, HSV) – dringt mij om langs deze weg een beroep te doen op uw tijd, uw natuurlijke gaven en krachten om deze alle in dienst te stellen van de Meester, om zodoende gewend te raken aan de omgang met Hem, Die machtig is ook u de ogen te openen voor een dieper geestelijk leven door Zijn Geest.
Nog niet allen zijn doordrongen van het besef, dat in deze ‘tijdsbedeling van genade’[2] – het tijdperk van de Gemeente en van de Heilige Geest (van in totaal 2000 jaar) – deze kostbare gaven van de Geest worden geschonken aan de Gemeente, als zijnde het Lichaam van Christus!
Jezus heeft maar één “Lichaam” en geen twee (zie 1 Kor. 12). Als Hij alleen maar een deel van Zijn Gemeente deelachtig zou doen worden aan het bovennatuurlijke en het ander deel daarvan verschoond zou doen blijven, zou Hij Zich schuldig maken aan “aanzien des persoons”. Maar… dit is ONmogelijk (bij God)! Onderzoekt u maar eens: 2 Samuel 12:14, Leviticus 19:15, Lukas 20:21, Galaten 2:6 en Romeinen 2:11.
Hij wil, dat wij het volgende zullen weten en verstaan: “Er is VERSCHEIDENHEID VAN genadeGAVEN, maar het is DEZELFDE Geest. Er is VERSCHEIDENHEID VAN BEDIENINGEN, en het is DEZELFDE Here. Er is VERSCHEIDENHEID VAN WERKINGEN, maar het is DEZELFDE God, Die alles in allen werkt” (1 Kor.12:4-6, HSV).
Vóór alles moeten wij geestelijk georiënteerd zijn om deze manifestaties van Gods Geest te verstaan. En laten wij vooral niet uit het oog verliezen dat de Here zegt: “aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander” (zie 1 Kor. 12:7, HSV). Voor de jaloezie, die in de Gemeente èn in het individuele leven van de gelovigen zo vaak wordt geconstateerd, is er dus geen plaats!
In dit schrijven heb ik naar voren gebracht, wat mij in deze materie – door de onderwijzing van de Heilige Geest – duidelijk is geworden. Ik ben ervan overtuigd dat allen die deze ‘studie’ biddend lezen – vrij van vooringenomenheid en van kritiek – door de Geest van God zullen worden geleid, en wel zó, dat ook zij een diepere openbaring zullen ontvangen van deze hoogst belangrijke zaken van Gods Koninkrijk, tot Jezus’ eer.
Moge de Here Jezus Christus u en mij, al de weg, Zijn onmisbare zegen schenken om als “leden” van Zijn “Lichaam” dienstbaar te zijn. Dit is mijn oprechte bede…
“Streef dus naar de beste genadegaven. En ik wijs u een weg die dit alles nog overtreft (SV: IJvert naar de beste gaven en ik wijs u een weg, die nog uitnemender is)” (1 Kor.12:31, HSV).

Hoofdstuk 6 (het 1ste hoofdstuk van deel 2)

Geestesdoop en Geestesgaven
In Gods Bijbel lezen wij zowel van de “doop” met de Heilige Geest, als van de “gaven” van de Geest. Heb ik aan de eerste een woord gewijd (zie deel 1 van deze studie), zo moet ik dit ook aan de tweede doen. Doop met de Geest en Geestesgaven zijn niet te scheiden. Met deze onomstotelijke waarheid voor ogen richt ik eerst het woord tot hen, die nog zoeken naar de Geestesdoop.
Laat het u gezegd zijn, dat u allereerst moet BLIJVEN volharden in het zoeken naar de doop met de Heilige Geest en dat u zich NIET moet uitstrekken naar de gaven van de Geest! Zonder de Gever van die gaven – en Die (Gever) is nog altijd de Heilige Geest Zelf – kan er GEEN MANIFESTATIE zijn van die gaven. Net zoals er (in het natuurlijke leven) slechts kokosnoten groeien aan een kokospalm en appels aan een appelboom.
Er zijn (gelovige) mensen die geloven dat deze Geestelijke gaven uitsluitend zijn weggelegd voor hiertoe uitverkoren mensen, die van nature al geschapen zijn met bepaalde talenten en vanwege de omgeving waarin zij opgegroeid zijn, die een bepaalde opvoeding en bepaald onderwijs hebben genoten en die later in het leven een bepaalde positie hebben bereikt; kortom, deze (gelovige) mensen denken dus dat deze gaven uitsluitend worden gegeven aan welopgevoede en geleerde mensen. Maar, dit denkbeeld is ABSOLUUT verkeerd; God is immers geen aannemer van de persoon! Neen, dat is Hij in GEEN GEVAL! Want de Bijbel vertelt het ons en de praktijk van alle dag laat het ons zien!
Anderen beweren dat de Bijbel inderdaad van deze wonderlijke gaven van de Geest spreekt; maar, dat deze enkel en alleen bestemd waren voor de eerste eeuwen, omdat zij toen nodig waren om zielen te winnen voor Christus. Deze beide groepen van (gelovige) mensen raad ik aan om eerst de Bijbel goed te onderzoeken voordat zij met dergelijke visies voor de dag komen. Gods Woord is de ENIGE Bron waaruit geput mag, kan en moet worden, want daar is geen ander boek, dat ons het juiste licht kan schenken
aangaande alle zaken, die het Koninkrijk van God betreffen.

Gaven – Werkingen – Bedieningen
Laten wij de Geestesgaven, bedieningen en werkingen bezien in het licht van Gods Woord, want alleen in dit licht zal alles goed worden verstaan.
In 1 Korinthe 12:8-10 staat geschreven: “Want aan de één wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven en aan de ander een woord van kennis, door dezelfde Geest; en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest; en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander allerlei talen, en aan een ander uitleg van talen.” (HSV)
Daar zijn dus 9 gaven van de Geest te onderscheiden, niet meer en niet minder! En sinds de Heilige Geest werd uitgestort en Hij Zijn gaven aan de Gemeente heeft geschonken, zijn ALLE LEDEN van het LICHAAM VAN CHRISTUS VERANTWOORDELIJK VOOR HET FUNCTIONEREN VAN DEZE GAVEN! Voor de overzichtelijkheid volgen deze 9 gaven nog eens en nu puntsgewijs:
1. De gave van HET WOORD van WIJSHEID,
2. De gave van HET WOORD van KENNIS,
3. De gave van HET GELOOF,
4. De gaven van GENEZINGEN,
5. De gave van WERKINGEN van KRACHTEN,
6. De gave van PROFETIE,
7. De gave van HET ONDERSCHEIDEN van GEESTEN,
8. De gave van ALLERLEI TALEN,
9. De gave van UITLEG van TALEN.
Juist omdat al deze 9 gaven bovennatuurlijk zijn, zullen zij dus alleen maar in werking kunnen treden door DE BOVENNATUURLIJKE MANIFESTATIE van Gods Geest.
Daar is “verscheidenheid van genadeGAVEN, maar het is dezelfde Geest” (zie 1 Kor. 12:4) en “al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil” (1 Kor. 12:11, HSV). Ik vraag direct alle aandacht voor het feit, dat het de Heilige Geest is (Gods Geest wel te verstaan), Die uitdeelt. Nogmaals: Hij alléén doet dit en AAN EEN IEDER ZOALS HIJ WIL! Met deze positieve uitspraak in de Schriften worden alle mensen, behorende tot de zojuist gesignaleerde groeperingen, terechtgewezen!
Al deze Geestesgaven zijn gegeven aan de Gemeente van Jezus Christus, Zijn Lichaam; de WERKINGEN zijn dus ook ten behoeve van dat Lichaam en NIET VOOR DE ENKELING, het (gemeente)lid.
Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.” (1 Kor. 12:6, HSV). ALLES werkt God dus in ALLEN, maar niet allen zullen het tegelijk verstaan, want: “Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander” (1 Kor.12:7, HSV).
Daar is nòch in deze GAVEN, nòch in de BEDIENINGEN ervan, noch in de WERKINGEN ervan enige verandering gekomen. Hoe zou dit ook kunnen? Jezus Christus is immers Dezelfde: “gisteren, heden, en tot in eeuwigheid” (zie Hebr. 13:8). Hij is dus DEZELFDE in WOORD als in DAAD.

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

CJH Theys

[1] Rekening houdend met het feit dat deze studie is geschreven rond 1960–1965.
[2] Deze (tijds)bedeling = De periode die de verhouding tussen God en mens NA Christus’ (1ste) komst aangeeft.

zaterdag 9 oktober 2010

Boekbespreking 18: ANDER nieuws over ISRAËL – De zoektocht naar de Israëlische identiteit van ALLE 12 stammen


Een artikel van A. Klein,
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

“Israël” als WOORD op zich
Voor degenen die dat niet weten of beseffen, het woord Israël heeft meerdere betekenissen:
1. Israël, de nieuwe naam voor Jakob. Zie o.a. Gen. 32:28 en 35:10.
2. Israël, het land, de huidige staat (ook wel Kanaän, Palestina of “het beloofde land” genaamd). Zie o.a. Gen. 12:5-7.
3. Israël, de huidige natie, het huidige volk.
4. Israël, de verzamelnaam voor alle 12 stammen van Israël, voortkomend uit de 12 zonen van Jakob (Jakob, die later – van God – de naam Israël kreeg – zie punt 1). Zie o.a. 1 Kon. 18:31, Joz. 4:5, 2 Kon. 17:34b.
5. Israël, het “GANSE huis van Israël” of “(GE)HEEL het huis van Israël, waarmee ook alle 12 stammen worden bedoeld. Zie o.a. Exod. 40:38, Lev. 10:6b, Ezech. 39:25.
6. Israël, het “huis van Israël”, waarmee – later in de tijd –de 10 ‘verloren gewaande’ stammen worden bedoeld. Zie o.a. Ezech. 39:22-29. Daarom dat er ook regelmatig in het oude Testament gesproken wordt van “de koning van Israël” en/of “de koning van Juda”. Het waren dus 2 koninkrijken.


Inleiding:
Misschien dat u denkt: “Waarom wordt dit bovenstaande vermeld? Dat weet toch iedereen die de Bijbel leest”. Ja, dat dacht ik zelf ook, daarom zal ik uitleggen waarom ik het toch heb vermeld. Het begon naar aanleiding van een brochure van Norbert Lieth van Zendingswerk Middernachtsroep – met de aansprekende titel: “Waarom juist ISRAËL?” – die ik ongeveer een jaar geleden onder ogen kreeg. Ik begon enthousiast te lezen, maar ontdekte al snel dat het WOORD “Israël” heel vaak wordt gebruikt – zoals natuurlijk te verwachten in een brochure met die titel, maar… – zonder dat er bij vermeld wordt in welke context ze het WOORD Israël bedoelen. Ook wordt er m.i. – al gelijk op de 1ste bladzijde – gesuggereerd dat alle Joden “Israël” zijn en “Israël” alle Joden. Toen ik de brochure, om die redenen, nader ging bestuderen bleek dat – in mijn ogen – niet alleen erg verwarrend over te komen (al kwam ik er zelf snel achter in welke context het WOORD bedoeld werd), maar daardoor zag ik ook DUIDELIJK een m.i. foute interpretatie … (ingekort).

Iedere Jood is een Israëliet, maar niet iedere Israëliet is een Jood.
Veel christenen denken bij Israël en/of Israëlieten aan de Joden en bij de Joden aan Israël en/of Israëlieten. Nu is dat op zich niet verkeerd, maar Israël bestaat – nog steeds – uit 12 stammen, ook al zijn er 10 stammen die men ‘verloren stammen’ noemt. Zelf spreek ik echter liever van de ‘verloren GEWAANDE stammen’, omdat je anders zou kunnen denken dat het verloren GEGANE stammen zijn. God weet echter wie tot deze (oorspronkelijke) stammen behoren en zelfs wie ze persoonlijk zijn, en als we ons er echt in willen verdiepen kunnen we er waarschijnlijk achterkomen of wij ZELF misschien tot (afstammelingen van) deze 10 ‘verloren gewaande’ stammen behoren. Als dit zo blijkt te zijn, dan zijn wij dus in letterlijke zin Israëlieten, nakomelingen van Jakob (die van God de naam Israël kreeg – zie o.a. Gen. 32:28 en 35:10).
In geestelijke zin waren we ons – als het goed is – al bewust van onze “Israëlische identiteit”, tenminste als we – in en door Christus – besneden zijn naar het hart. Zoals vermeld in Romeinen 2 vers 29b, waar staat: “Maar hij is Jood (of – in deze – een Israëliet), die het in het verborgene is (d.i. in het innerlijk, in het hart), en dat is de (ware) besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar de letter.” (HSV)
Bij (vermoedelijk) velen van ons zal straks echter blijken dat wij niet alleen in geestelijke zin tot “Israël” behoren, maar ook in letterlijke zin. Voor alle duidelijkheid wil ik dit nog wel – hopelijk ten overvoede – vermelden: In ieder geval zal (wat de Nieuwtestamentische gelovigen betreft) niemand behouden worden ZONDER geloof in Jezus en in Zijn offer – als verzoening voor onze zonden – aan het kruis. In die zin is er geen onderscheid tussen Jood en heiden (zoals wij o.a. ook kunnen lezen in Rom. 2:28-29, Gal. 3:26-29 en Ef. 2:11-16). Voor alle duidelijkheid: Dit geldt dus NIET voor de (oprechte) Oudtestamentische gelovigen.
Een conclusie die we in ieder geval nu al kunnen trekken is deze: Iedere Jood is weliswaar een Israëliet, maar niet iedere Israëliet is een Jood. De Joden zijn namelijk (afstammelingen) van de stam Juda (in het Duits komt dit beter naar voren, daar is het: “die Jude”) of van het “huis van Juda” (verzamelnaam voor de stammen: Juda, Benjamin en Levi).
We zullen – in dit vrij korte artikel – niet veel bewijzen voor alle argumenten aandragen, daar het anders een heel lang en, voor velen, misschien wel een te moeilijk verhaal zal worden. Degenen zich hier echter verder in willen verdiepen, kunnen wij aanraden om het boek “De geschiedenis van Kelto-Saksisch Israël” van W.H. Bennett te lezen. In het Engels (dus: niet in het Nederlands verkrijgbaar) is er ook nog het boek “Symbolen van ons Kelto-Saksische erfgoed” van dezelfde schrijver. Ook kan ik nog de – enigszins moeilijke – Bijbelstudie van H. Siliakus aanbevelen, een Bijbelleraar uit mijn vorige Gemeente, genaamd: “Wederom Mijn Volk” – over de lotgevallen van de beide Israëlvolkeren. (Voor meer over deze boeken, zie de vermeldingen aan het eind van dit artikel.)

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein
.