woensdag 24 februari 2010

De vliegende boekrol




Verborgenheden
Het 6de visioen[1] dat de profeet Zacharia[2] ontving, was dat van de “vliegende boekrol”. Wij vinden het opgetekend in Zacharia 5 vers 1-4 (HSV):
“Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag (in een visioen), en zie, een vliegende boekrol. Hij (namelijk: de Engel van de Here, d.i. de Geest van God) zei tegen mij: Wat ziet u? En ik zei: Ik zie een vliegende boekrol, twintig el lang en tien el breed. Toen zei Hij tegen mij: Dit is de vloek die zal uitgaan over heel het land. Voorzeker, ieder die steelt, zal hier volgens deze vloek weggevaagd (SV: uitgeroeid) worden en ieder die een valse eed aflegt, zal hier volgens deze vloek weggevaagd (SV: uitgeroeid) worden. Ik heb deze vloek doen uitgaan, spreekt de HERE van de legermachten, om naar het huis van de dief te gaan, en naar het huis van hem die in Mijn Naam een valse eed aflegt. Hij zal midden in zijn huis overnachten en het houtwerk ervan en de stenen ervan vernietigen.”
Het is voor een deel duidelijk wat wij hier lezen, maar aan de ander kant ook raadselachtig. Daarmee komt een eigenaardigheid naar voren, die de gehele Bijbel met zich meedraagt. De Bijbel heeft een klare, heldere boodschap, die voor iedereen verstaanbaar is. Als er staat: “U zult niet stelen” (Exod. 20:15), dan is dat voor een ieder duidelijk. Toch ligt er ook een sluier over diezelfde Bijbel, die verbergt wat voor de “wijzen en verstandigen” van deze wereld (de wereldsgezinde “wijzen” wel te verstaan) verborgen moet blijven (zie Matth. 11:25). Vele dingen – aangaande God en Zijn Woord – zullen zelfs ook verborgen blijven voor u, als kind van God, wanneer u niet weet “neder te zitten aan de voeten van de Meester”. Nederzitten betekent: tijd nemen om te luisteren, maar ook zich vernederen, zich onderwerpen en worden “als de kinderen” (zie Matth. 18:3, maar ook 1 Kor. 14:20). Tijdens Zijn bediening op aarde sprak Jezus vele malen in gelijkenissen tot de menigte. Hij deed dit, omdat er voor de massa veel verborgen moe(s)t blijven. De diepere zin van de gelijkenissen mochten alleen Zijn discipelen weten. En, zo is het nog steeds! Wanneer wij waarachtige discipelen van Jezus zijn, NAVOLGERS van Hem, die Hem IN ALLES gehoorzaam willen zijn, dan zegt de Heer ook tot ons: “Het is u gegeven het geheimenis (SV: de verborgenheid) van het Koninkrijk van God te kennen (SV: te verstaan)(Mark. 4:11a, zie ook Luk. 8:10).

Het raadsel van de boekrol
Bij het lezen van de beschrijving van dit visioen van de “vliegende boekrol” komen er vele vragen bij ons op. Om er enkele te noemen:
>>> Wat is dit voor een oordeelsaankondiging?
>>> Voor wie is dit bestemd?
>>> Voor welke tijd is dit bedoeld?
>>> Waarom juist deze zonden genoemd?
>>> Wat is die boekrol?
>>> Wat betekenen de maten van deze boekrol?
God Zelf geeft ons echter in Zijn Woord antwoord op al deze vragen en wil ons het raadsel onthullen.

De Hoofdsteen toegeroepen
Voor WIE de boodschap van dit visioen bestemd is, dat ontdekken wij al snel: Voor “heel het land” zegt vers 3 (lees hiervoor echter: “heel de AARDE”). Het Hebreeuwse woord “erets”, dat hier gebruikt wordt, betekent namelijk zowel “land” als “aarde”. En de boodschap geldt voor de tijd waarin wij NU leven. De profeet Zacharia stond als het ware op de drempel van de oude naar de nieuwe bedeling[3]. Hij kreeg zijn visioen aan de vooravond van ‘de Tijdsbedeling der Genade’[4]. De oude bedeling werd in zijn tijd afgesloten. Na een nacht van 400 jaren van ‘stilzwijgen’ zou de nieuwe bedeling aanbreken. Daarom is datgene wat Zacharia zag bestemd voor ONZE bedeling, en mocht hij profeteren over de “Hoofdsteen” (zie Zach. 4:7, SV) Die uit de lijn van Zerubbabel zou voortkomen, en Die men toeroepen zou: “Genade, genade zij hem (beter vertaald: genade of heil, wees ons genadig)!” (zie Zach. 4:7b). Jezus Christus is die “Hoofd- en Hoeksteen”. Hij is de “uiterste Hoeksteen” (zie Ef. 2:20 en 1 Petr. 2:6, SV). “De GENADE en de WAARHEID zijn door Jezus Christus geworden” (Joh. 1:17b). Hem werd en wordt nog altijd toegeroepen: Hosanna (zie Matth. 21:9), wat wil zeggen:
>>> “Red nu”,
>>> “Geef nu heil”,
>>> “Wees ons nu genadig”.
Ja, Hij redt en verlost nog altijd! Er is redding en verlossing in Zijn bloed. Door het geloof in Zijn gestorte bloed is er verlossing en heil voor een ieder die tot deze LEVENDE Steen komt!

Het Woord waar niemand omheen kan
Doch deze Redder heeft ook eenmaal gesproken: “En als iemand Mijn woorden hoort en niet gelooft, veroordeel Ik hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar om de wereld zalig te maken. Wie Mij verwerpt en Mijn woorden niet aanneemt, heeft iets wat hem veroordeelt, namelijk het woord dat Ik gesproken heb; dat zal hem veroordelen op de laatste dag” (Joh. 12:47-48). Jezus is gekomen om te redden, te behouden en genade te geven. NIET om te veroordelen. Doch wie Hem verwerpt, heeft iets dat hem (of haar) zal veroordelen en verdoemen – “uitroeien” staat er in Zacharia 5 vers 3 van de Statenvertaling – namelijk: het Woord (van God), zoals het tot de mens gekomen is (zie Joh. 12:48)!
En, daar hebt u die “vliegende boekrol”! Want, het Woord, met de eraan verbonden vloek of zegen, komt in ieders huis en leven. Niemand kan er omheen. Niemand kan het tegenhouden. Wie niet naar dit Woord (van God) luistert en handelt, zal sterven (geestelijk gezien, maar ook “de 2de dood” – zie Openb. 20:6 en 14-15). Dit Woord, deze “vliegende boekrol”, is uitgegaan over de gehele aarde. Niemand kan het binden. Het Evangelie van het Koninkrijk (van God) is gepredikt “tot een getuigenis voor alle volken” (zie Matth. 24:14), en dus voor alle mensen. Het getuigt TEGEN degenen die Jezus verwerpen, maar het getuigt VOOR degenen die Jezus aannemen en zich onderwerpen aan Hem. Het is het Evangelie van GENADE voor alle mensen, maar het brengt ook het OORDEEL, de vloek van Zacharia 5. Want: “Wie op deze Steen (d.i. Jezus Christus, de Hoeksteen – zie vers 42) valt, zal verpletterd worden!” (Matth. 21:44).

KLIK HIER om deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen!

HS[5]

[1] Zie eventueel – op http://www.eindtijdbode.nl/ – de studie: “De visioenen van Zacharia en de – geestelijke – betekenis ervan voor de Bruidsgemeente” van E. van den Worm.
[2] Zie eventueel de studie: “De eindtijd-profetieën van de profeet Zacharia” van E. van den Worm.
[3] De oude bedeling = De periode die de verhouding tussen God en mens VOOR Christus’ (1ste) komst aangeeft. De nieuwe bedeling = De periode die de verhouding tussen God en mens NA Christus’ (1ste) komst aangeeft.
[4] De Tijdsbedeling der Genade = Het tijdperk – waarmee de periode van 2000 jaar van de Gemeente, en van de Heilige Geest, en van Gods GENADE voor de mensheid wordt bedoeld – waarin wij nu leven. De telling van deze 2000 jaar is m.i. begonnen bij de aanvang van Jezus bediening op aarde.
[5] Artikel van wijlen H. Siliakus, uit “De Tempelbode” van februari 1987. Enigszins bewerkt door A. Klein.

dinsdag 23 februari 2010

Boekbespreking 3: Het boek RUTH in profetisch licht



Een Bijbelstudie van H. Siliakus,
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

De gelegenheid van de tijd weten
Tot de bijzonderheden van de eindtijd behoort, dat Jezus in die tijd MEER voor de gelovigen wil zijn dan in de eraan voorafgaande tijd. Dit lijkt een wat boude bewering. Staat er niet geschreven (in Hebr. 13:8), dat Jezus Christus dezelfde is, gisteren, heden en tot in eeuwigheid? En waren de heerlijkheden en zegeningen die Jezus in Zijn hogepriesterlijk gebed van de Vader afsmeekte niet bestemd voor ALLE gelovigen van de Gemeentelijke tijdsbedeling? (zie Joh. 17:20). Op deze vragen kan slechts bevestigend geantwoord worden. Maar wij willen dan ook geenszins beweren, dat er ook maar één van de in het Nieuwe Testament genoemde zegeningen, gaven en/of geestelijke ervaringen “tijdsgebonden” is, dat wil zeggen: alleen voorbehouden aan gelovigen die in een bepaald tijdperk leefden of leven. Dat zij niet in elke tijd even rijkelijk werden toebedeeld, is een andere zaak. Dat heeft te maken met afvalligheid, verwereldlijking en verflauwing (het verlaten van de eerste liefde). Als God Zijn zegeningen achterhoudt, is dat vanwege nalatigheid van de mens! Maar er kan geen twijfel over bestaan, dat alles wat in het Nieuwe Testament aan de gelovigen wordt toegezegd, bedoeld is voor de Gemeente (of Kerk) van Jezus Christus van alle eeuwen. Toch kunnen wij uit datzelfde Nieuwe Testament afleiden, dat Jezus in de eindtijd voor de gelovigen (Zijn Gemeente) meer wil zijn dan Hij was voor de eerder geleefd hebbende gelovigen. Dit hangt samen met de afwikkeling van ‘Gods raadsplan der eeuwen’, Zijn “eeuwig voornemen” (zie Ef. 3:11), en doorbreekt daarom in het geheel niet Christus’ onveranderlijkheid. Hij verandert niet, maar de tijd verandert wel. Paulus had besef van de ontwikkeling of afwikkeling van het Goddelijke raadsplan en onderscheidde in het voortgaan van de tijd een gestadig dichterbij komen van het Goddelijk einddoel. Hij schrijft: “…de zaligheid is ons nu nader, dan toen wij (eerst) geloofd hebben” (Rom.13:11). Paulus wist “de gelegenheid van de tijd”, hij onderscheidde reeds in zijn dagen een voortgang van Gods plan en sprak tegelijkertijd profetisch over het laatste der dagen. Van dezelfde Paulus is het woord: Totdat wij ALLEN zullen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte van de volheid van Christus (Ef. 4:13). Hij heeft het hier over zaken die niet al de eeuwen door gekend zijn door de gelovigen van Christus’ Gemeente (of Kerk), maar die pas in de Gemeente gevonden zullen worden, wanneer zij het eindstadium van een ontwikkeling heeft bereikt. “Totdat” (van Ef. 4:13) spreekt ons van een (geestelijke) groei die de Gemeente als geheel doormaakt vanaf de Apostolische tijd en die tot staan komt in de laatste dagen, als de Gemeente als geheel de volmaaktheid heeft bereikt. De tijd is de ruimte waarbinnen Gods plan verwezenlijkt wordt. Hoevele christenen bezitten ditzelfde Bijbelse, of beter gezegd Nieuwtestamentische, tijdsbesef? Het zijn er, zelfs vandaag-de-dag nog (getuige het feit dat er – geestelijk gezien – zovelen “slapen”), maar weinigen!

De verlossingservaring in de eindtijd
Waaruit bestaat nu dat meerdere in Jezus’ openbaring aan de Gemeente van de laatste dagen? Wat is het, dat de openbaring van Jezus Christus zoveel heerlijker maakt in die dagen, als de Gemeente op aarde de volmaaktheid bereikt? Wij kunnen dat “meerdere” als volgt omschrijven: Jezus wil voor de gelovigen van de eindtijd niet langer Verlosser alleen, maar ook Bruidegom wezen! Deze stelling zal ongetwijfeld menigeen aanleiding geven om tegenwerpingen te maken. Tijdens Zijn 3½ jarige bediening hier op aarde werd Jezus toch al “de Bruidegom” genoemd? Het gaat hierbij toch niet om een hoedanigheid van Hem, die eerst en uitsluitend in de eindtijd gekend zal worden? Inderdaad, toen al was onze Heer “de Bruidegom”, maar de Bruiloft was er nog niet! Reeds Johannes de Doper noemde Hem niet alleen “het Lam van God, dat de zonden der wereld wegneemt”, maar ook “de Bruidegom” (zie Joh. 3:29). Jezus Zelf sprak over Zichzelf minstens driemaal als over “de Bruidegom”. Doch bij al die gelegenheden maakte Hij duidelijk, dat Zijn Bruiloft nog in de toekomst lag. In Matthéüs 9 vers 15-16 (zie ook Mark. 2:19-20 en Luk. 5:34-35), waar Hij spreekt over Zijn Gemeente als over “Bruiloftskinderen”, zegt Hij, dat Hij eerst voor lange tijd afwezig zou zijn, VOORDAT Zijn Bruiloft zal plaatshebben (zolang de Bruiloft nog niet heeft plaatsgevonden, kan over de genodigden als over “Bruiloftskinderen” worden gesproken; DAARNA uiteraard niet meer). Dat er een lange tijd overheen zou gaan eer de Bruiloft een aanvang neemt, blijkt ook uit de gelijkenis van de Koninklijke Bruiloft (zie Matth. 22:1-14 en Luk. 14:15-24), waarin Jezus met “de zoon van de koning” ongetwijfeld Zichzelf bedoelt. De onwil onder de genodigden om te komen èn hun onverschilligheid zijn verwijzingen naar de tijden van geestelijke lauwheid en afval van het geloof die, zoals wij in veel andere Schriftgedeelten kunnen lezen, in de laatste dagen zullen aanbreken. De gelijkenis van de tien maagden (zie Matth. 25:1-13) leert ons tenslotte, dat wij de Bruiloft bij Jezus’ wederkomst hebben te verwachten (zie vers 13).

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

woensdag 10 februari 2010

Podium en Gemeente – deel 8

.

Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.





Hoofdstuk 8
Ouderlingen en diakenen in de praktijk van de Gemeente

Ouderlingen en diakenen moeten werken met inzicht en eensgezind zijn
Er zijn zoveel christenen die denken dat het dienen van God slechts gebeuren kan met “podiumwerk”, met het spreken vanaf het podium, daarom vlassen[1] velen vooral op dit werk. De andere aspecten of dienstbetoon aangaande het werk in Gods geestelijk Koninkrijk zien zij niet en willen zij niet zien. In hun ogen is een goede ouderling van minder waarde is dan de allerberoerdste “voorganger”, maar… God kan die ouderling zo gebruiken dat het werk in de Gemeente tòch door- en voortgaat, ondanks die “beroerde” voorganger. Zoals God ons ook (als voorbeeld) te zien geeft in de Bijbel. Want, waar Barak in gebreke bleef, toen hij tot actie moest komen in de Naam van de Here, gebruikte de Here zelfs een zwakke vrouw, de profetes Debora, en maakte haar tot richteres van Israël (zie Richteren, hoofdstuk 4 en 5). God passeerde zó Barak! Daarom, laten wij mannen ons ook “mannelijk”[2] gedragen in de dienst van de Here.
Laten alle arbeiders de (geestelijke) toestand in de eigen Gemeente eerlijk onder ogen durven zien. Sommige Gemeentelijke tekortkomingen liggen aan de oppervlakte, maar andere worden pas ontdekt als u MET en IN die Gemeente leeft. Hoe nodig is daarom het werk van de PLAATSELIJKE arbeiders!
Het is moeilijk voor ons, christenen, om de dingen net zo te (leren) zien als God ze ziet. En wat God ziet, aangaande het “reilen en zeilen” van de Gemeente, is altijd de waarheid. Het is niet prettig om te horen dat wij, naar Gods oordeel, behoren tot de Gemeente van Laodicea… (zie Openb. 3:14-22)[3]. De overgrote meerderheid van de Laodicea-Gemeente is in Gods ogen namelijk (geestelijk) “naakt en blind”; het zijn christenen die geen “ogenzalf” hebben, die geen geestelijk inzicht hebben. Maar als wij gewillig zijn en eerlijk, dàn zullen wij moeten erkennen dat Gods Woord de Waarheid is. Het erkennen van deze waarheid, maar ook deze Goddelijke aanklacht aangaande onze geestelijke lauwheid – die vooral stimulerend in ons zou moeten werken – moeten ons op de knieën brengen, waar wij ons voor God zullen vernederen onder belijdenis van onze tekortkomingen, zonden en gebreken. Dan pas kan God iets doen in ons persoonlijk leven en – wanneer Hij ons innerlijk VERNIEUWD zal hebben – dan kan Hij ons leren om te werken en te bidden voor het geheel!
Er wordt vandaag-de-dag veel gesproken en nagedacht over de eenheid van Gods Gemeente/Kerk, maar kan er sprake zijn van eenheid in het groot, als er in ‘het eigen Jeruzalem’, in de eigen Gemeente/Kerk, nog geen eenheid is? Bovendien is de eenheid naar de Schrift niet mogelijk door MENSELIJKE activiteiten, maar alleen door de bediening en heerlijkheid van de Heilige Geest! Eerst moeten wij PERSOONLIJK de Heilige Geest GOED ontvangen hebben en wel zó, dat Hij Zich – door ons heen – kan ontplooien en manifesteren[4]. Niet eerder kan God ons – door Zijn Geest – leren bidden voor die (Goddelijke) eenheid. Lees Johannes 17, geliefden, lees dit hoofdstuk biddend en de Geest van God zal u de waarheid laten zien; Hij zal u laten zien waarom Jezus zó voor die (Goddelijke) eenheid kon bidden. Daar was “de heerlijkheid van God” in Zijn bediening! En deze (Goddelijke) heerlijkheid hebben wij te zoeken en in deze (Goddelijke) heerlijkheid hebben wij te arbeiden!
Laten de dienaars/werkers in de Gemeente daarom EENSGEZIND, schouder aan schouder, voor de Here arbeiden. Er kan geen waarachtige eensgezindheid bestaan, als er geen NEDERIGHEID gevonden wordt, geen ware (Goddelijke) liefde; als men niet “één van ziel en één van gevoelen” is. Er kan geen Schriftuurlijke eenheid zijn als ALLEN – in het hoofd en in het hart – niet HETZELFDE denken en voelen.
“Maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel en één van gevoelen bent. Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in ootmoed de één de ander voortreffelijker achten dan zichzelf.” (Filip. 2:2-3, HSV)
Indien de – o zo noodzakelijke – eensgezindheid in de Gemeente in gevaar komt, dan moet er ook doeltreffend worden ingegrepen. Paulus hoorde tijdens zijn afwezigheid van de onenigheid die er bestond tussen twee arbeidsters in de Gemeente te Filippi, genaamd Euodia en Syntyche. Hij pakte de koe bij de horens en vermaande die twee bij name in zijn brief aan die Gemeente.
“Ik roep Euodia en Syntyche ertoe op eensgezind te zijn in de Here”. (Filip. 4:2, HSV)
Als er, zelfs tussen twee gelovigen in dezelfde Gemeente, een zekere rancune in het hart wordt gekoesterd, geeft dat een terugslag op die Gemeente, omdat zoiets de Geest van God bindt in Zijn manifestatie, in Zijn werkingen en (Geestes)uitingen in die Gemeente. En dit gebeurd ook als er AFGUNST wordt gekoesterd in het hart van de één ten aanzien van de ander! Kortom, als wij plaats geven aan vleselijke gevoelens boven de tucht van de Heilige Geest, dan is het einde daar! Deze vleselijke gevoelens hoeven nu niet direct overspel en/of hoererij te zijn; het kunnen relatief kleine dingen zijn, vandaar dat wij in het (Bijbel)boek Hooglied[5] lezen over “kleine vosjes” die DE WIJNGAARD BEDERVEN (zie Hgl. 2:15)! Bid daarom dagelijks in uw avond- en ochtendgebed om reiniging van uw wezen – in en door het Bloed van het Lam – en overdenk, voordat u ’s nachts gaat slapen, waarmee u de Here die dag hebt bedroefd en leg die feiten berouwvol neer aan de voet van Zijn kruis! Zó zal Hij u vergeven en vernieuwen. Laat verzoening daar zijn, eer de zon ten onder gaat, verzoening met de Here en met uw medemensen!

Kandidaten voor ouderling of diaken moeten eerst worden beproefd
Zowel bij de functie van ouderling alsook bij die van diaken is het belangrijk, en Bijbels, dat de kandidaten voor deze functie eerst worden beproefd, voordat zij tewerk worden gesteld. Wij staan aan de veilige kant, als wij doen wat God zegt. Er zijn voorschriften voor het Gemeenteleven, zoals deze, die wij niet mogen veronachtzamen, juist omdat wij leven in benarde tijden.
U kunt in de Gemeente niet “onderwijzen en vermanen”, als u aan datgene wat u onderwijst of waarin u vermaant zelf nog mank gaat. Om – vanuit een oprecht hart – te kunnen “onderwijzen en vermanen” moeten werkers eerst zelf worden beproefd of zij blijven volharden in het geloofsleven volgens de gezonde (Bijbelse) leer.
Onderwijs van iemand die zelf niet volhardt in het geloofsleven (volgens de gezonde, Bijbelse leer), mist elke geestelijke uitwerking! Daarom dient een dienaar in de Gemeente, net als elke arbeider van God, geestelijk wakker en waakzaam te blijven, opdat hij niet door de boze (d.i. door satan) wordt verleid en misleid!

Gods dienaars moeten, ondanks alles, de tucht in de Gemeente handhaven (zie noot 6)
Het valt voor een dienaar in de Gemeente, dus ook voor een ouderling of diaken, vaak niet mee om medebroeders en -zusters te vermanen en/of te bestraffen. Toch heeft God niets te maken met ons gevoel. Het gevoel is een bestanddeel van de “oude mens” en mag daarom NIET in stand worden gehouden in het Koninkrijk van God, omdat het thuis hoort bij het (zondige) “vlees” en omdat de Here wil dat wij met die “oude, vleselijk ingestelde mens” afgerekend hebben (of alsnog afrekenen). Ik wil daarmee niet zeggen dat u, als dienaar in de Gemeente, uw medebroeders en -zusters liefdeloos mag vermanen en/of bestraffen, want dan zou u van het ene uiterste naar het andere uiterste gaan. U moet er echter goed van doordrongen zijn dat u een bepaalde medebroeder of -zuster tekort doet als u niet vermaand en/of bestraft, terwijl hij of zij het wel nodig heeft. Ook doet u God tekort in wat Hij van u vraagt, ja, wat Hij van u, als Zijn dienaar, zelfs eist! Uiteindelijk doet u zo de HELE Gemeente tekort! Doen wij echter wat God wil, omdat de Geest van God ons daartoe dringt, dan zullen de Gemeenteleden God leren vrezen en zij zullen u als dienaar respecteren. Maar als u iets verkeerds in de Gemeente laat staan (d.i. niets aan een probleem of het zondige gedrag van een Gemeentelid doet), dan schept dit slechte voorbeeld weer nieuwe, soortgelijke zonden; vooral wanneer zwakke leden dit slechte voorbeeld bij u, als dienaar van de Gemeente, zien. U zult dan nooit kunnen verwachten dat de leden van die Gemeente God leren vrezen zoals het moet! Ook zullen zij ù, als dienaar in de Gemeente, niet leren respecteren. U schept zodoende een ongezonde, gemeentelijke sfeer!

Gods dienaars moeten hun plaats in de Gemeente weten
Opzieners of ouderlingen moeten ook HUN plaats in de Gemeente weten, vooral ten opzichte van hun voorganger, die de Here over die Gemeente heeft aangesteld. Zo behoren zij de samenkomsten, waar op hun bediening en aanwezigheid gerekend wordt, NIET te verzaken, tenzij met medeweten èn instemming van hun voorganger.
Tot zover, als inleiding, iets over “de plichten van opzieners (of ouderlingen) en diakenen in de Gemeente”. Nu willen wij nagaan waar de bedieningen van ouderlingen – en wel in de meer beperkte betekenis van het woord (dus in de betekenis van: helpers van de voorganger van de plaatselijke Gemeente, in de geestelijke zaken, dus om de Gemeente te helpen wijden) – en die van diakenen praktisch op neerkomen.

KLIK HIER om deze studie (deel 8) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen![7]

CJH Theys[8]

[1] Vlassen = Sterk verlangend of begerig uitzien naar.
[2] Mannelijk = Zoals – vooral Bijbels en geestelijk gezien – van een man verwacht wordt. Een man die zich manifesteert als een “geestelijk VOLWASSEN man” en die jaagt naar “de mate van de grootte van de volheid van Christus (zie Ef. 4:13).
[3] Zie eventueel de studie “Tot welke Gemeente behoren wij?”, van H. Siliakus/A. Klein, op ons Weblog van 24-1-2010.
[4] Manifesteren = Zich (door ons heen) openbaren. Openbaren = Bekend of zichtbaar doen worden. Bovennatuurlijke waarheden bekendmaken. Waarneembaar worden.
[5] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl/ – de studie: “Beschouwingen over het boek Hooglied (over de innige band tussen Bruid en Bruidegom)” van H. Siliakus.
[6] Wij hopen over enkele maanden de studie “Gemeentelijke tucht” van CJH Theys op onze website te plaatsen.
[7] Voor deel 1 t/m 7 van “Podium en Gemeente”, zie ons weblog van 4/6, 10/7, 10/8, 10/9, 10/10 en 10/11, 10-12-2009 en 10-1-2010.
[8] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel op ons weblog van 23-8-2009.
• De 1ste uitgave van deze studie was omstreeks 1970 (in boekvorm). Deze hernieuwde versie is door ons bewerkt naar (meer) HEDENDAAGS Nederlands.


dinsdag 9 februari 2010

Boekbespreking 2: Onze aardse roeping: “En u zult Mijn getuigen zijn”



Een Bijbelstudie van Bijbelleraar E. van den Worm[1],
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.


U bent het licht van de wereld (volgens Mattheüs 5:14)
Behalve de zoutvorming – wij moeten namelijk “het zout van de aarde” worden (zie Matth. 5:13) door de hand des Heren, waarmee “de NIEUWE MENS in Christus” wordt bedoeld – moeten wij ook “het licht van de wereld” worden (zie Matth. 5:14). Deze beide werkingen geschieden door de zalving van de Heilige Geest, op grond van ons geloof in en onze (volkomen) overgave aan Christus.
Deze zoutvorming is een inleidende werking om ons (geestelijk) gereed te maken, want ons leven moet in overeenstemming zijn/komen met de wil van God. Wij zijn weliswaar als zondaren geboren, maar we moeten – door de werkingen van de Heilige Geest IN ons – verlost worden van ons zondig “ik”-leven en worden omgevormd tot wij het wonderlijke “Jezus-leven”, de zgn. “Christus-natuur”, ontvangen hebben in ons hart en leven.
Daarnaast heeft de zalving van de Heilige Geest ook tot doel om ons te vormen tot een (waarachtig) getuige voor onze medemensen, zodat wij anderen – door de kracht van de Heilige Geest – kunnen brengen in de cirkel van Gods genade. Veel christenen getuigen alleen of voornamelijk in de Gemeente (of Kerk) waartoe zij behoren, maar we moeten niet alleen in de Gemeente getuigen, maar – des te meer – in de wereld daar buiten. Die wereld is dus de voornaamste plaats, ons voornaamste arbeidsveld, onze akker. Want, wij moeten uit die wereld mensen zien te trekken en hun leren om open te (gaan) staan voor het leven van Jezus, voor de genade van Jezus Christus. Dat wordt er dus bedoeld met “licht” verspreiden. En, ook dit is een werking van de zalving van de Heilige Geest. Want zonder de kracht van de Heer – die in en door ons heen werkt met Zijn Geest – is er geen (waarachtig) getuigenis mogelijk. Want de wereld is in de macht van ‘de boze’, in de greep van satan en als wij dus in eigen kracht proberen te getuigen, dan lachen ze ons uit, dan houden ze ons voor een beetje simpel of zoiets, want de wijsheid van God is dwaasheid voor de wereld.
Conclusie: wanneer we niet IN en DOOR de kracht van de Heilige Geest van Jezus getuigen, heeft het geen enkele (eeuwigheids)waarde.
We gaan nu eerst de verzen 14 t/m 16 uit Mattheüs 5 lezen:
U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard (SV: kandelaar), en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.”
Nogmaals: de verspreiding van dit (goddelijk) “licht” in die wereld is dus een onmogelijke taak in de eigen kracht van de mens. Er is in de mens zelf geen mogelijkheid om dit licht te verspreiden. Want Jezus zegt Zelf: "…Ik ben het Licht der wereld" (zie Joh. 8:12a) en het is Jezus Die – door de werking van de Heilige Geest in ons – dit “licht” door ons heen doet schijnen. Zonder de werking van Jezus – door de zalving van/met Zijn Heilige Geest – is er dus geen lichtverspreiding mogelijk. Ook niet door de zgn. “goede werken” die wij doen. Het moeten ook geen (goede) werken zijn die WIJ (vanuit onszelf) doen. … Het werk, de taak, moet door de Geest van God gedreven zijn. Om dit te bewijzen gaan wij naar Handelingen 1 vers 8:
“maar u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult (dan, daarna) Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.”
Het getuigen van Jezus – dus: een waarachtig getuige van/voor Hem zijn – komt dus pas NA die bekrachtiging door de Heilige Geest. Eerst moet namelijk de kracht van de Heilige Geest over ons komen en pas daarna kunnen wij, als een waarachtig getuige, van Hem getuigen.
Men denkt over het algemeen te lichtvaardig over het wachten “in de opperkamer van onze geest” op deze kracht, op deze zalving. Laten wij daarom – biddende – blijven vragen om die wonderlijke krachten van de Heer, totdat Hij binnenkomt; laat Hem – in en door ons heen – Zijn werk doen en dan kunnen wij (waarlijk) getuigen van de Here Jezus. Want, wij zijn allemaal geroepen om te getuigen van Hem. Geroepen om de wereld te vertellen dat Hij opgestaan is, dat Hij een levende Heiland is en dat Hij een Helper is onder alle omstandigheden van het leven. Al onze problemen lossen als het ware op (omdat Hij die voor ons draagt) als wij die in Zijn handen leggen. Dan zullen de satanische krachten en machten in ons hart en leven teniet gedaan worden door ons geloof in Jezus Christus, en door onze overgave aan Hem.
De inwoning van (en dus de vervulling met) de Heilige Geest is dus hard nodig, want het is de enige manier waardoor wij echt een getuige van Hem kunnen zijn, waardoor wij waarlijk (Zijn) “licht” kunnen verspreiden. Dan zullen wij niet alleen maar praten over de Heer (want het Evangelie bestaat niet alleen maar in woorden), maar vooral handelen IN en DOOR Zijn kracht. Dat kunnen wij hieronder ook lezen (in 1 Kor. 2:4-5). Onze prediking, onze onderwijzing, moeten gedreven zijn door de Geest van God willen ze eeuwigheidswaarde hebben.

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-10-2009. KLIK HIER