woensdag 24 maart 2010

Mede opgewekt – een eis voor deze tijd

.














Niet slechts om te herdenken
Wij vieren de opstanding van Jezus Christus uit de dood. Dat wij dit vieren, is eigenlijk niets bijzonders. Zo doet ook ‘de wereld’. “Ja, maar”, zegt iemand, “HOE vieren we het? Daar gaat het om!” In alle bescheidenheid gezegd, daar is een vraag die in dit verband nog veel belangrijker is. Het is deze: “Zijn wij wel mede opgewekt met Jezus??”
U kunt de opstanding van Jezus op gepaste wijze vieren, met een bezoek aan de Gemeente of Kerk erbij, zonder mede opgewekt te zijn! En toch is dit laatste het belangrijkst. Zonder mede opgewekt te zijn, blijft het voor u bij het herdenken van een historisch feit. Eigenlijk hebt u dan niets te vieren, want u bent er op geen enkele wijze PERSOONLIJK bij betrokken. Zou dit de wil van de Here Jezus zijn? Zou Hij dáárvoor al dat gruwelijke lijden hebben willen doorstaan? Opdat wij alleen maar Zijn opstanding gedenken zouden als een historisch feit? Neen, zeer beslist niet!
Jezus heeft dit alles gedaan om zielen TE VERLOSSEN uit het domein van zonde en dood, om hen te DOEN DELEN in Zijn opstanding.[1] Eenmaal sprak Jezus: “Wie in Mij gelooft, zal LEVEN…!” (zie Joh. 11:25b). Dat zei Hij, nota bene, toen er iemand gestorven was (lees Joh. 11:1-46 over ‘de opwekking van Lazarus’). Hoe reëel moet dus dit LEVEN (in Hem) zijn! Daarom de vraag: “Bent u mede opgewekt?”
Geldt ook voor ù wat Paulus zegt in Efeze 2 vers 1: “En u heeft Hij met Hem (SV: mede) levend gemaakt, u die (geestelijk gezien) dood was door de misdaden en de zonden” (lees ook nog vers 5-6). Zonder mede-opwekking is er geen toekomst voor u. Versta de ernst van deze tijd en de EIS van deze tijd! Tot (en over) de inwoners van Jeruzalem zei Jezus wenende: “Och, dat u toch uw tijd verstond en bekende wat tot uw vrede dient!” (zie Luk. 19:42). Deze mensen in Jeruzalem waren in ieder opzicht godsdienstig, de feestgezangen weerklonken altijd weer op de heilige feestdagen in de tempel. Maar… zij sloegen geen acht op de tijd, op de klok van God. Zij bekeerden zich niet (van hun zonden en ongerechtigheden) en daarom gingen zij ‘al zingende’ ten onder in 70 na Christus (de val van Jeruzalem). Zo zal straks een groot deel van de Gemeente ‘al zingende en lofprijzende’ ten onder gaan, omdat ze de EIS van deze tijd niet hebben (willen) verstaan. Ze willen de Here op hun EIGEN WIJZE dienen. Zij zijn niet mede opgewekt met Hem. Nogmaals, zonder mede-opwekking is er géén toekomst (namelijk: het vooruitzicht om, onder andere, bij de Bruiloft van het Lam te geraken – noot AK)!

Staan wij werkelijk in het NIEUWE leven ?
Als wij wat dieper op de vraag – “Ben ik mede opgewekt”? – ingaan, dan kunnen wij concluderen dat het met deze vraag al net zo is als met de vraag of u wedergeboren bent. U WEET het als het zo is. Door het getuigenis van Gods Geest IN u en door wat u ervaart. Mede-opwekking is niet hetzelfde als wedergeboorte, maar heeft er wel mee te maken. De waterdoop is een getuigenis van mede-opwekking. Maar het is geen automatisme, dat wie gedoopt is (door onderdompeling wel te verstaan) ook mede opgewekt is! Mede-opwekking volgt op de wedergeboorte, wanneer de wedergeborene ERNST maakt met het volgen van Jezus. Wie Jezus volgt, zal namelijk eerst komen tot de ervaring van het mede gekruisigd zijn met Jezus en daarna tot het mede opgewekt zijn met Hem. Jezus zei tegen Zijn discipelen: “Als iemand achter Mij (aan) wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis op nemen en Mij (na)volgen” (Matth. 16:24). Het volgen van Jezus brengt ALTIJD de kruisiging van onze wil en van ons vlees met zich mee. Wij moeten eerst één met Hem (willen) worden in Zijn lijden en sterven.[2] Daarna zullen wij Hem ook leren kennen in de kracht van Zijn opstanding.[3] Wij worden dan MEDE OPGEWEKT met Hem. Een wonderbaar werk van Gods Geest vangt dan aan in ons leven. Wij gehoorzamen dan aan een stem die roept: “Ontwaak en sta op uit de (geestelijke) dood!” en wij gaan dan wandelen als ‘wijzen’[4] en worden vervuld met de Heilige Geest[5] (zie Ef. 5:14-18). Mede opgewekt te zijn wil zeggen, dat wij waarlijk gaan WANDELEN in het NIEUWE LEVEN[6], dat ons bij de wedergeboorte (in de kiem) werd geschonken. De wereld gaat dan meer en meer zijn aantrekkingskracht op ons verliezen. Er is dan een kracht in ons werkzaam, die sterker is dan ons vlees. De “dingen van Boven” gaan dan werkelijk LEVEN voor ons en wij worden dan niet alleen “mede opgewekt”, maar ook “mede in de hemel gezet” (zie Ef. 2:6). De gelijkenis van de Koninklijke Bruiloft (zie Matth. 22:1-14) leert ons echter, dat er bij het aanbreken van de Bruiloft van het Lam vele eerstgenodigden zullen zijn, kinderen Gods (vrienden van de Bruidegom), voor wie de dingen van de wereld méér leven dan de dingen van Gods Koninkrijk! Deze gelovigen – die zich straks zullen verontschuldigen voor het Feestmaal[7] (dat vooraf gaat aan de Bruiloft van het Lam) en niet zullen aanzitten en dus geen deel zullen hebben aan dat Feest – zijn zielen die NIET mede opgewekt zijn! Ziet u hoe belangrijk deze mede-opwekking is? Het is NU het moment om uit de geestelijke slaap te ontwaken, om die dingen terzijde te schuiven waarmee “onverlichte zielen” zich ophouden en om “als op de dag” te gaan wandelen, “bekleed met (de gerechtigheid van) de Here Jezus Christus” (zie Rom. 13:11-14)!

Het gevaar van inbeelding
Zoals eerder gezegd: u WEET het, wanneer u MEDE OPGEWEKT bent met Jezus. Doch wij leven vandaag de dag in een wereld waarin machten van dwaling en leugen de overhand hebben. Ook in de gemeente (en kerk) zijn zij volop werkzaam. Eén van de verwijten van Jezus aan het adres van de gemeente van de eindtijd is: “Ik ken uw werken, dat u de naam hebt dat u (geestelijk) leeft, maar u bent dood!” (Openb. 3:1b, de brief aan de gemeente te Sardis). Hiermee in overeenstemming is, wat Paulus schrijft in 2 Timotheüs 3, namelijk: dat er vooral in de laatste dagen (van de eindtijd) veel namaak-heiligheid en schijn-godzaligheid zal zijn. Er staat onder andere geschreven: “Zij hebben een schijn van godsvrucht (SV: een gedaante van godzaligheid)...” (2 Tim. 3:5a). Om deze reden is het o zo noodzakelijk om ONSZELF te onderzoeken bij het licht van Gods Woord en Gods Geest en ONSZELF af te vragen: “Ben ik nog in het (ware) geloof?”, “Sta ik nog in het NIEUWE LEVEN[8] (van en met Christus)?”, enzovoorts. Belangrijke vragen, vooral daar wij zoveel lauwheid en wereldgelijkvormigheid zien in het Lichaam des Heren. Vele gemeenten en gelovigen dragen het stempel van Laodicea. Zij denken dat zij (in geestelijke zin) rijk zijn en aan geen ding gebrek hebben, maar in werkelijkheid zijn zij: (geestelijk) arm, blind en naakt (zie Openb. 3:17). De “Sardis-toestand” loopt uit in de “Laodicea-toestand!”[9] Wij kunnen al deze vragen weliswaar allemaal op onze eigen manier bekijken – namelijk: hoe wij leven moeten en hoe wij God moeten dienen – maar vergeet niet dat wij allen onze opvattingen zullen hebben te toetsen aan Gods Woord. Het gevaar is reëel en zeer groot, dat wij ons inbeelden te hebben wat wij niet bezitten! Denk aan de gemeente te Laodicea (zie Openb. 3:14-22). Zo is het ook met de kwestie van het mede opgewekt zijn met Jezus. Denk aan de gemeente te Sardis (zie Openb. 3:1-6). Bedrieg uzelf niet (ofwel: houd uzelf, in deze zaken die van “LEVENS”belang zijn, niet voor de gek)!

De stem van de Herder horen
Waar moeten wij vandaag dan op letten, opdat wij er zeker van zijn, dat wij mede levend gemaakt zijn met Christus? Daar is één ding waar het vooral op aan komt in deze tijd. Dat is, dat wij allen PERSOONLIJK de stem van onze Meester kennen. “Mijn schapen horen (d.i. kennen/herkennen, maar ook: luisteren naar/gehoorzamen aan) Mijn stem”, zei Jezus (zie Joh. 10:27 en vooral ook 8:47). Ziet u nu waar Jezus Zelf de scheidslijn trekt? “Mijn schapen zijn zij die Mijn stem horen”. Wij kunnen ook zeggen: Zijn schapen zijn zij die bij de Herder behoren, die Hem overal volgen en die mede gestorven en mede opgewekt zijn met Hem! Zij kennen (en herkennen) de stem van hun Overste Leidsman[10] en Herder en zij wandelen in Zijn spoor. Maria Magdalena herkende Jezus aan Zijn stem en zo werd Zijn opstanding voor haar realiteit (zie o.a. Joh. 20:16-18, Matth. 28:1-10, Mark. 16:9-11). De “Emmaüsgangers” voelden iets branden in hun binnenste, toen zij luisterden naar Jezus (zie Luk. 24:32). Zij ‘dwongen’ de Heer dan ook om bij hen binnen te komen en avondmaal met hen te houden, waarbij hun (geestelijk) ogen helemaal geopend werden. Maar bij de Laodicenzen staat Jezus buiten en klopt (nog) aan de deur van hun hart (zie Openb. 3:20), maar wie hoort Zijn stem? Ze weten het zelf zo goed. Wanneer wij vandaag de stem van de Herder der kudde horen en ons door Hem laten leiden, staan wij met Hem in het NIEUWE LEVEN en zijn wij MEDE OPGEWEKT met Hem. Wat deze Herder ook vandaag nog tot ons zegt, lezen we in Openbaring 3:18. Zij die mede opgewekt zijn met Jezus zullen zich nu daarom UITSTREKKEN naar dat “hemels goud”, beeld van de volheid van de Heilige Geest, naar die reine bruiloftsklederen en naar die zalf om waarachtig te kunnen zien (zodat we niet door de invloed van satan verleid of bedrogen te worden). Zij die mede opgewekt zijn met Jezus zullen ernaar JAGEN om straks tot de volmaakte Bruid des Heren te mogen behoren. Deze Bruid wordt door de Heilige Geest toebereid “door haar te reinigen met het waterbad door het Woord” (zie Ef. 5:26). “HOREN” is het sleutelwoord: “Wie oren heeft, laat hij (of zij) horen wat de Geest tot de gemeenten zegt” (tot 7x toe vermeld, zie Openb. 2:7, 11, 17, 29, 3:6, 13 en 22).
Zoek de werkelijke gemeenschap met Jezus. Dan zult ook u kunnen getuigen: “De Here is mijn Herder, mij zal niets ontbreken” (Ps. 23:1). Ons zal niets ontbreken. Alles wat ons NU nog ontbreekt, en dat is heel wat, zal Hij aanvullen. Wij ontvangen van Hem het volkomen leven uit Zijn opstanding!

HS [11]

[1] Zie eventueel de studie “Opstandingsleven in Christus” op ons Weblog van 2 april 2009.
[2] Zie eventueel de studie: “Lijden met Jezus” op ons Weblog van 20 maart 2009.
[3] Zie noot 1.
[4] Zie eventueel – op onze website http://www.eindtijdbode.nl/ – de studie “Een ANDER geluid – Het verschil tussen ‘het Lichaam van Christus’ en ‘de Bruid van Christus’” van A. Klein/E. van den Worm.
[5] Zie eventueel op onze website de studie “De natuurlijke mens en de Heilige Geest” van CJH Theys en/of de studie “De werkingen van de Geest in de eindtijd” van E. van den Worm.
[6] Zie eventueel op onze website de studie “LUKAS – Het Boek van de NIEUWE MENS in Christus” van E. van den Worm.
[7] In het begin van het ontstaan van de Gemeente was er het MIDDAGmaal (zie Matth. 22:4). Maar het Feestmaal wat hierboven wordt bedoeld – voorafgaand aan de bruiloft van het Lam in de eindtijd – is het AVONDmaal. Zie Lukas 14:16-24 over ‘De gelijkenis van het grote avondmaal’. De Statenvertaling heeft het juist, d.w.z. letterlijk, vertaald. Ook in de Engelstalige KJV staat a great supper”, wat ook “een avondmaal betekent.
Zie eventueel op onze website de studie “Door de Geest van God geroepen tot deelname aan het Avondmaal van de Bruiloft van Gods Lam...” van E. van den Worm.
[8] Zie noot 6.
[9] Zie eventueel de studie: “Tot welke Gemeente behoren wij?” op ons Weblog van 24 januari 2010.
[10] Zie eventueel op onze website de studie “Jezus onze Leidsman, Verlosser, Zaligmaker, Heiligmaker en Volmaker” van E. van den Worm.
[11] Een artikel van H. Siliakus uit “De Tempelbode” van april 1988, Enigszins bewerkt door A. Klein.

Mede opgewekt - een eis voor deze tijd.

dinsdag 23 maart 2010

Boekbespreking 5: Het boek JOB, over het lijden en de strijd van de Bruidsgemeente



Een Bijbelstudie van H. Siliakus,
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.


Job, een beeld van de Gemeente
De rechtvaardige Job, de man uit het land Uz, is een voorbeeld van een trouw en waarachtig kind van God. Zonder zulke kinderen Gods zou er geen sprake kunnen zijn van de ware Gemeente of Kerk van Jezus Christus. Job is ook een typebeeld van deze Gemeente/Kerk. Zijn trouw in het dienen van God en het onderhouden van zekere inzettingen[1], alsook zijn nauwgezetheid in handel en wandel, weerspiegelen het optreden van de ware Gemeente/Kerk in deze wereld. Het maken van een vergelijking tussen Job en de Gemeente van Christus wordt bovendien gerechtvaardigd door nog een aantal andere feiten. God had veel op met deze Job en had hem lief. Dit proeven wij uit hetgeen Hij zegt tot de satan over Zijn knecht Job (zie Job 1:8). Zo heeft ook Christus Zijn Gemeente lief. Zo lief, dat Hij Zijn leven voor haar gaf (zie Ef. 5:25). God zegende Job en Zijn oog rustte op hem en zijn gezin om hen voor het kwade te bewaren (zie Job. 1:10). Desgelijks doet Christus ook met Zijn Gemeente (zie Ef. 4:16, 5:23). Om de één of andere reden liet God nochtans toe, dat satan Job aanviel en hem schade toebracht (zie Job 1:12). In het Nieuwe Testament lezen wij, dat de satan probeert de volgelingen van Jezus te ziften als de tarwe (zie Luk. 22:31) en dat hij rondgaat als een briesende leeuw, zoekende hen te mogen verslinden (zie 1 Petr. 5:8-9). Dit alles onder de toelating des Heren. Wat het boek Job schrijft over de macht die satan wordt verleend, grijpt in feite terug op de macht waarover God hem laat beschikken vanaf de zondeval van de mens. En deze macht wendt de satan ook in de Nieuwe Bedeling[2] vooral aan tegen de kinderen Gods. Vertroostend en bemoedigend is het echter te weten, dat de duivel ons niet uit Gods handpalmen kan rukken. Ook dit leren wij uit de geschiedenis van Job.

Beproevingen van de laatste dagen
In de laatste dagen van de huidige tijdsbedeling zullen de beproevingen die de getrouwe navolgers van Christus te verduren hebben, als gevolg van het woeden en tekeergaan van de satan, nog groter worden en heviger. Dit vernemen wij op vele plaatsen in het profetisch Woord, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Het zal “een boze tijd” zijn, zegt Amos, wanneer “zij benauwen de rechtvaardige” (zie Amos 5:12-13). En Jezus heeft voorzegd: “Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking” (zie Matth. 24:9-10). Ook in het boek Job vinden wij een verwijzing naar die zware tijd. Deze toename van de beproevingen komt naar voren in de tweede ontmoeting tussen God en de satan, beschreven in hoofdstuk 2, waarbij aan de laatstgenoemde een nog grotere vrijheid gegeven wordt bij het belagen van Job. Over deze nog zwaardere beproevingen, waaraan vanaf het tweede hoofdstuk het gehele boek Job gewijd is, zal het in deze studie voornamelijk gaan. Job is dan niet langer alleen het type van de ware Gemeente/Kerk, maar meer in het bijzonder een type van de Bruidsgemeente die in de laatste dagen zal worden gevormd door de werkingen van het Woord en van de Heilige Geest. Ons wordt hier, in het boek Job, een blik vergund op het lijden en de strijd die deze Bruidsgemeente van Christus zal hebben te verduren.

Het land Uz
Job – de meest waarschijnlijke en tevens de meest aansprekende betekenis van zijn naam is “de vervolgde” – is vooral bekend vanwege zijn getuigenis: “Ik weet, dat mijn Verlosser leeft!” (Job 19:25a)[3]. Dit bevestigt nog eens, dat hij een (wonder)schoon type is van de ware Kerk of Gemeente van Jezus Christus, die immers ook staat op deze belijdenis. Met dit getuigenis staat zij in de wereld, tegenover de dreiging van satan en alle goddeloze en antichristelijke machten en van degenen die zeggen “God-lovers” (Joden) te zijn, maar zijn het niet (zie Openb. 2:9). Het is alsof wij de Bruidsgemeente deze woorden van Job horen spreken in Openbaring 12, waar wij zien, dat de draak (d.i. satan, en hier tevens het beeld van de antichrist) vlak voor haar staat. Het is een harde en vijandig-gezinde wereld, waarin Christus’ Gemeente leeft en arbeidt. “Ik weet waar gij woont, namelijk daar (waar) de troon van de satan is”, zegt Jezus tot Zijn Gemeente in Openbaring 2 vers 13. Van Job wordt verteld, dat hij in het land Uz woonde (zie Job 1:1). … Dit omliggende gebied kunnen wij zien als het typebeeld van de wereld, waarin de ware Gemeente/Kerk en later de Bruidsgemeente van Jezus geplaatst is. Zij smaakt de vijandschap van deze wereld, maar leeft tegelijkertijd als in een oase, waar zij verkwikt wordt door de wateren des Geestes, vertoevende op de grazige weiden van Gods Woord, en schaduw en bedekking vindende onder de palmbomen van door God gegeven bedieningen.

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

[1] Inzettingen = Wetten of voorschriften (van God). Zie o.a. Exod. 15 vers 26: “…en houdt al Zijn inzettingen…”.
[2] De Nieuwe Bedeling = De periode die de verhouding tussen God en mens NA Christus’ (1ste) komst aangeeft.

[3] De Bijbelteksten die in deze studie vermeld staan, zijn in principe vanuit de Statenvertaling. Natuurlijk kunt u voor uzelf, naar wens, altijd een andere Bijbelvertaling erbij gebruiken. Wel zijn er af en toe woorden – ook in de “gewone” tekst – (meestal tussen haakjes en in een kleiner lettertype) nader uitgelegd of toegevoegd.


woensdag 10 maart 2010

Podium en Gemeente – deel 9

.

Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.




Hoofdstuk 9
De bedienaars van het Woord

Uitdelers van Gods verborgenheden
Tot de bedienaars van het Woord worden al degenen gerekend die geroepen zijn om op één of andere wijze de verborgenheden van Gods Woord aan de Gemeente, en aan allen die geloven, uit te delen. Deze bedienaars hebben – voor deze Goddelijke taak – in het bijzonder de gaven van het Woord, namelijk het Woord van WIJSHEID en het Woord van KENNIS, ontvangen. Tot deze groep van bedienaars worden gerekend: apostelen, leraars, herders en evangelisten.
• “Laat men ons zó beschouwen, namelijk als dienaren van Christus en als beheerders (SV: uitdelers) van de verborgenheden van God.” (1 Kor. 4:1, HSV)
Een dienstknecht van Christus (werkzaam in Gods wijngaard) wordt geroepen om Christus te dienen en GEEN MENSEN! Ook is hij NIET geroepen om te heersen, maar om Christus te DIENEN, Die het Hoofd is van de Gemeente, onder ALLE omstandigheden en in ELKE situatie!
Een (waarachtige) dienstknecht van Christus is dus niet iemand die werkt en handelt krachtens EIGEN autoriteit, maar hij is AFHANKELIJK van zijn Zender; hij heeft te arbeiden overeenkomstig de richtlijnen van Gods Woord.
Nogmaals: De arbeider van God heeft het NIET zelf voor het zeggen, maar hij heeft te spreken zoals de Geest van God het hem te zeggen geeft. Hij is – als het goed is – niet iemand die zichzelf “op de borst slaat” en zegt, zoals ik wel eens heb gehoord: “Denk erom, weet tegen wie je het hebt, je spreekt tegen een gezalfde des Heren!” Als het goed is moet zijn leven juist DIENSTBAAR zijn, tot verlossing en redding van velen, in de Naam van Jezus!
En de bediening van Gods arbeider moet er dan toe strekken dat hij het geestelijk inzicht (d.i. de uitleg) van Gods VERBORGENHEDEN – die in de Bijbel, Gods Woord, staan – uit handen van Gods Geest ontvangt om die op zijn beurt aan de Gemeente te openbaren (dus: deze bovennatuurlijke waarheden bekendmaken/doorgeven). Met andere woorden: De boodschappen (de predikaties en/of Bijbelstudies) die Gods arbeider brengt moet hij door middel van gebedsgemeenschap ontvangen van de Heilige Geest… Zo geeft Hij – de Heilige Geest, werkzaam door Gods arbeider heen – de Gemeente geen steen, maar brood, en dus voedsel voor de ziel. Het zijn VERBORGENHEDEN voor de Gemeente; maar aan de dienstknecht van God geopenbaard om die door te geven aan de Gemeente. Want, verborgenheden zijn geen dingen die aan de oppervlakte van het Evangelie liggen, maar in de diepten van Gods verlossingsplan en wil.

Getrouwheid bij het uitdelen
• “En verder wordt van de uitdelers vereist dat zij getrouw blijken te zijn.” (1 Kor. 4:2, SV/HSV)
Er zijn, ook vandaag-de-dag, velen die voor God arbeiden, maar er zijn weinig getrouwe arbeiders; arbeiders die op hun post blijven, ook al komen er spanningen of problemen! Ook zijn er weinig getrouwen in het waarnemen van de “gebedswacht” bij de Here Jezus Christus; opdat zij, door deze gebedsworstelingen,

>>>Gods wil leren verstaan, en
>>>de openbaringen van God kunnen ontvangen aangaande de verborgenheden uit Zijn Woord,en
>>>de openbaringen van God kunnen ontvangen aangaande de verborgen ongerechtigheden van de Gemeenteleden.
Uit het voorgaande hebben wij leren verstaan, dat de getrouwheid tweeledig is, namelijk:
1. de getrouwheid ten aanzien van Degene, Die ons heeft geroepen en gezonden enerzijds, en
2. de getrouwheid ten aanzien van de Gemeente(leden); degenen, die wij in de Naam van de Here moeten dienen anderzijds.
De getrouwheid ten aanzien van God, onze Zender, heeft betrekking op 4 terreinen, namelijk: dat van de LIEFDE, van de GEHOORZAAMHEID, van de IJVER, en van de VURIGHEID.
Er moet in ons hart, voor onze Heer en Heiland en Zijn Koninkrijk
1. een BLIJVENDE LIEFDE branden,
2. een BLIJVENDE GEHOORZAAMHEID bestaan,
3. een BLIJVENDE IJVER,
4. en een BLIJVEND VUUR branden.
Als u de (Goddelijke) liefde niet hebt voor uw roeping, voor uw ambt, kunt u onmogelijk de liefde opbrengen voor degenen die u moet dienen. Als u in de maatschappij niet van uw werk houdt, dan verricht u uw werk “met de Franse slag”, omdat het werk u dan niet interesseert. Als u geen gehoorzaamheid kent aan Degene, Die u heeft geroepen en gezonden, hoe wilt u ooit verwachten dat de leden van de Gemeente, die u mag voorgaan, gehoorzaam zullen zijn! Als ùzelf tekortschiet aan ijver voor de zaak van God, hoe wilt u anderen leren jagen naar de dingen van God? Als u een betrekking in de maatschappij hebt zult u zich ook niet lui kunnen gedragen en kunnen wegblijven wanneer u maar wilt. Als u voor een keertje verstek laat gaan, zal uw voorwendsel door uw baas wel worden aanvaard, maar zoiets mag niet meerdere malen gebeuren. Doet u het tòch, dan neemt uw baas een ander voor u in de plaats! Wat denkt u dat de Here zal doen als u op dit punt fraudeert; als u Zijn bediening nog veel lichter opvat dan een maatschappelijke betrekking? Geliefden, kijk uit dat u uzelf niet bedriegt. U ontneemt uzelf zó de zegen! Laten wij niet spelen met de dingen van Gods Koninkrijk. Wij vergeten soms dat vele dingen ons overkomen vanwege onze eigen, grove nalatigheid ten aanzien van onze bediening en onze beloften aan de Here. Als uw vurigheid – als voorganger en herder van de Gemeente – zelf te wensen overlaat, hoe kunt u dan vurigheid van uw “schapen” (de Gemeenteleden) verwachten? U kunt alleen maar vuur met vuur maken.
Als wijzelf het vuur van Gods Geest missen, kunnen wij anderen niet meeslepen en “in brand zetten” voor Jezus!
In dit alles moeten wij ten aanzien van de Here getrouw zijn (en blijven). Als wij ten aanzien van Hem geen getrouwheid kunnen opbrengen, zullen wij ook geen getrouwheid (in de ware zin) kunnen opbrengen ten aanzien van de Gemeente, die wij moeten dienen; wij maken dan van het Evangelie een gewin voor onszelf en dan is (of wordt) de financiële kant voor ons hoofdzaak! Zulke dienstknechten maken van “hun roeping” een beroep; zij eten, zoals Gods Woord het zegt, de huizen van de zielen op en “sluiten het Koninkrijk der hemelen voor de mensen” (zie Matth. 23:13-14)!
• “Wie is dan de trouwe en verstandige rentmeester (SV: huisbezorger) die de heer over zijn huisbedienden zal aanstellen om aan hen op de juiste tijd het (geesteijk) voedsel te geven dat hun toekomt? Zalig de slaaf (SV: dienstknecht) die door zijn heer bij zijn komst zo handelend aangetroffen zal worden. Werkelijk, Ik zeg u dat hij hem over al zijn bezittingen zal aanstellen. Als die slaaf (SV: dienstknecht) echter in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft nog lang weg, en zou beginnen de knechten en de dienstmeisjes te slaan, te eten en te drinken en dronken te worden, dan zal de heer van deze slaaf (SV: dienstknecht) komen op een dag waarop hij hem niet verwacht en op een moment dat hij niet weet; en hij zal hem afscheiden (NBV: straffen met zijn zwaard) en hem in het lot doen delen van hen die ontrouw zijn!” (Luk. 12:42-46, SV/HSV)
De “huisbezorger” (d.i. de voorganger of herder) van de Gemeente des Heren moet zijn mede-“huisbedienden”, zijn mede-gelovigen, op de juiste tijd (het geestelijke) VOEDSEL weten te geven; namelijk voedsel, waar de NIEUWE mens[1] naar hongert: het Woord van de levende God. En ten aanzien van het brengen van dit Woord van God zijn er weer vier (te onderscheiden) zaken, die de dienstknecht van God in acht moet nemen:
1. Hij moet de onvervalste waarheid brengen; de gezonde (Bijbelse) leer.
2. Hij moet dit Woord der waarheid RECHT snijden, er geen “draai” aan geven.
3. Hij moet het WOORD prediken, niet spreken over “koetjes en kalfjes”.
4. Hij moet het Woord NIET “al twistende” brengen, maar onderwijzen in ZACHTMOEDIGHEID.

1a. Wij leven vandaag-de-dag in moeilijke tijden. Wij zien tegenwoordig velen overstag gaan en hun boodschap (hun prediking) aanpassen aan de moderne tijd en de moderne mens! Maar… denk erom, dienstknechten van de Here, u predikt NIET ùw Woord, maar u moet DE BOODSCHAP VAN GOD brengen; een boodschap waaraan u niets mag afdoen of toedoen! Een boodschap van uzelf brengt de mensen niet tot het ware geestelijke LEVEN! De boodschap van God is onveranderlijk, omdat God ONVERANDERLIJK IS! Wanneer wij het Woord prediken naar EIGEN goeddunken en naar EIGEN inzichten, dan is daarmee het bewijs geleverd dat onze innerlijke mens niet (meer) leeft IN en DOOR Christus.
2a. Er zijn predikers die het Woord, uit vrees voor hun Gemeenteleden, VERZACHTEN! Zij vrezen om de boodschap over ‘het oordeel van God over de zonde’ in hun Gemeente te brengen en geven daarom aan Gods Woord een draai, een verzachtende uitleg… in plaats van Gods Woord RECHT TE SNIJDEN! Deze predikers werken liever met de “stroopkwast” om hun leden te behouden en om, onder hun gehoor, aanvaardbaar te blijven! Het gevolg hiervan is dat de Gemeente die zij (als geestelijk “herder”) hebben te hoeden[2], GEESTELIJK VERWILDERT, omdat zij het licht (en dus het juiste inzicht) van Gods Woord niet langer in hun leven hebben en liefhebben! Zo’n Gemeente merkt dan meestal niet dat de voorganger KOOPWAAR van haar maakt en dat hij de Gemeenteleden zo bejegent vanwege de opbrengst van de (wekelijkse) collecte en van de tienden[3] – weliswaar bestemd voor ‘het werk des Heren’, maar wat soms ook in de zakken van dit soort voorgangers verdwijnt – en dus omwille van het geld!
3a. Met “verhaaltjes” van u kan het geloof van de NIEUWE MENS[4] niet gevoed en gesterkt worden, want… dit kan enkel en alleen met het zuivere, VOLLE Woord van de LEVENDE God. Tussen de prediking door kunt u wel iets vertellen, zoals het aanhalen van voorbeelden uit de Bijbel of iets vertellen over uw eigen levenservaring, maar vergeet daarbij vooral niet dat de Heilige Geest in de Boodschap, die u – namens Hem – hebt te brengen, tot Zijn recht moet komen.
4a. Wat het vierde punt betreft, deze vinden wij uitgedrukt in 2 Timotheüs 2 vers 24-26:
“Een dienstknecht van de Here moet niet twisten, maar vriendelijk zijn voor allen, bekwaam om te onderwijzen, en iemand die de kwaden kan verdragen. Hij moet met zachtmoedigheid hen onderwijzen die zich verzetten. Misschien geeft God hun eens bekering, dat zij tot erkenning van de waarheid komen, en zij uit de strik van de duivel weer (geestelijk) mogen ontwaken, levend gevangen als zij waren door hem, om zijn wil te doen.” (HSV)
De Here moet ons LANKMOEDIGHEID en ZACHTMOEDIGHEID leren. Hij moet ons leren om in ootmoed (d.i. in onderworpen nederigheid aan God) onderwijs aangaande de Bijbel te geven, opdat wij meer VRUCHT mogen dragen voor Zijn Koninkrijk. Hij moet ons leren om ‘de rijkdom van Zijn genade’ aan de Gemeente (over) te brengen, en dat met een hart dat zèlf in gebrokenheid en verslagenheid voor de Here klopt, in het diepe besef uit welke poel van zonden wijzelf door onze Heiland zijn getrokken!

KLIK HIER om deze studie (deel 9) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen! [5]

CJH Theys [6]


[1] Zie eventueel – op onze website http://www.eindtijdbode.nl/ – de studie: “LUKAS – Het Boek van de NIEUWE MENS in Christus” (vers voor vers nader uitgelegd), van E. van den Worm.
[2] Hoeden = De Gemeente moet – onder de hoede van de voorganger/prediker – van het juiste, geestelijke, voedsel worden voorzien. Maar ook zeker: gewaarschuwd worden voor de macht en invloed van satan, die hun geestelijk leven bedreigt.
[3] Waar – Bijbels gezien èn bestemd voor “het werk des Heren” – ook echt 10% van al uw inkomsten mee wordt bedoeld. Zie o.a. Mal. 3:8-10, Matth. 23:23 en Luk. 11:42.
[4] Zie noot 1.

[5] Voor deel 1 t/m 8 van “Podium en Gemeente”, zie ons Weblog van 4/6, 10/7, 10/8, 10/9, 10/10, 10/11, en 10-12-2009, 10/1 en 10-2-2010.
[6] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel op ons weblog van 23-8-2009.
• De 1ste uitgave van deze studie was omstreeks 1970 (in boekvorm). Deze hernieuwde versie is door ons bewerkt naar (meer) HEDENDAAGS Nederlands.

dinsdag 9 maart 2010

Boekbespreking 4: Leer bidden

Een Bijbelstudie van Bijbelleraar C.J.H. Theys[1],
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

Inleiding:
Onze warenhuizen puilen uit... vele en velerlei producten zijn er te vinden. Ze zijn alle voor geld te koop. Dat is tenminste “tastbaar”, en daar kan men iets mee doen. Logisch toch!? Maar met een gebed?? Voor velen betekent bidden: “alleenspraak”, inbeelding, ja zèlfbedrog. Hebben zij gelijk??? Of hebben zij door zo te denken iets prijsgegeven dat van zeer grote waarde is?!?
Bidden is een “begrip” dat bij de mens past! Het is de natuurlijkste zaak van de wereld dat kinderen met hun ouders “praten”. Zo heeft de mensheid een oorsprong... JEZUS CHRISTUS HEEFT ONS DICHTERBIJ GOD GEBRACHT, om ons te laten zien dat God ònze Vader is. Daarom is ons gebed géén alleenspraak. Wij kunnen met onze vreugden, met onze zorgen, met onze moeilijkheden, ja met heel ons leven (toch heel wat) tot God gaan, zoals kinderen naar hun vader. Maar echt bidden moeten wij leren, aanleren. Zó was en is het ook met het praten.
Wij spreken dagelijks – daarom verleren wij het niet. Bidden is iets dergelijks. Toen de discipelen tot Jezus kwamen en Hem vroegen: Heer, LEER ONS BIDDEN”, ging de Here daarop in. Hoe? Hij LEERDE hen toen ter tijd een (wat wij willen noemen) “gebedspatroon”, namelijk: het ONZE VADER... Eenvoudig opgesteld, gemakkelijk te onthouden, alles omvattend wat in een gebed naar voren moet komen.
Het gebed krijgt en heeft waarde niet door lengte, duur of vorm. Inhoud en instelling van degene die bidt zijn belangrijk. De vorm is niet overbodig, maar ze mag de inhoud nooit overheersen. Jezus verzette Zich tegen alle geleerdheid of vertoon van kunstzinnigheid in het gebed. Het zinloos gebrabbel van velen, in het bijzonder van heidenen is waardeloos.
Vaak ging Jezus naar eenzame plaatsen om daar met Zijn Vader te spreken. Met dezelfde ernst en innigheid moeten òòk wij met God spreken. Maar wanneer moeten wij dan bidden?? De apostel Paulus zegt in 1 Thessalonicenzen 5 vers 17: Bidt zonder ophouden”. Het gaat dus méér om een “levenshouding” dan om een vorm. De profeet Daniël bad drie maal op een dag. Doch elk ogenblik van de dag is geschikt om te bidden.
Om beter in het gebed tot onszelf ingekeerd te kunnen zijn, moeten wij de “voorwaarden” niet vergeten.
Wat kunnen wij tegen God zeggen?? Hem allereerst in het gebed danken (zie Ps. 103). Hem als Schepper eren en aanbidden (zie Hand. 4:24). Hem vertellen, dat wij Hem liefhebben zoals kinderen hun vader (zie Gal. 4:6). …

Overwinning: uiteindelijk doel
Indien er iets is in de Bijbel, dat duidelijk en helder is, dan is dat wel, dat God van ons verlangt, dat wij een overwinningsleven zullen kennen. Overwinning over zonde, ziekte, en straks zelfs de dood.
Wij zullen allereerst (en dat in de loop van de beschouwingen) de eerste overwinning samen bekijken, en vervolgens de andere. Het was de strekking van het Oude Testament, doch vele malen herhaald in het Nieuwe Testament: Wees heilig, want IK BEN heilig (zie o.a. Lev. 11:44-45, 19:2 en 20:7).
Het zou voorzeker slechts “een halve redding” zijn, indien Christus wèl de macht had om onze zonden te vergeven, nadat wij die begaan hebben, maar ons niet zou kunnen beschermen (bewaren) tegen de macht van de zonde, op het ogenblik van de verzoeking zelve!
Zouden wij ooit “méér dan overwinnaars” genoemd zijn, indien de volkomenheid slechts voor ons was weggelegd in de hemel, waar alle verzoeking wegvalt, indien God niet bereid was ons op het ogenblik, dat wij tegenover de verzoeking staan, te bewaren; hier en nù, in deze tegenwoordige wereld, waar wij overwinning in beproeving en verzoeking zo zéér behoeven? Ons wordt verteld, dat het Zijn uitgedrukte wil is, dat wij: “Matig en rechtvaardig en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld” (Tit. 2:11-12).
Dit wordt ons niet voorgehouden als een “theoretisch ideaal” (beslist niet!); maar wij mogen in de leerschool van het gebed en onder de eminente (d.i. voortreffelijke) leiding van de Heilige Geest Zelf komen tot overwinning; zelfs zó, dat God ons tot Zijn getuigen kan maken.
Wij zijn niet geroepen om een onbereikbare bergtop te bereiken, waar nog nooit een mensenvoet gestaan heeft; maar om zèlf te kunnen uitroepen: “Gij zijt getuigen EN GOD, hoe heilig en rechtvaardig en onberispelijk wij u, die gelooft, geweest zijn” (1 Thess. 2:10). En dit geldt heus niet alleen voor de apostel, want er staat geschreven: “Want dit is DE WIL VAN GOD, uw heiligmaking (1 Thess. 4:3). Voorts ook nog: “En de God van vrede Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel en lichaam, worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onze Here Jezus Christus” (1 Thess. 5:23). “Die het ook doen zal” (1 Thess. 5:24b). Want “de Here is getrouw” (2 Thess. 3:3a).
Indien dit dan GODS DOEL is, waarom behalen wij dan niet altijd deze overwinning? In de leerschool van het gebed zullen wij ons achtereenvolgens bezig houden met de beschouwing van: de OORZAKEN VAN ONZE HERHAALDELIJKE NEDERLAGEN, en de VEREISTEN VOOR OVERWINNING over zonde en ziekte.

Tot zover de 'Boekbespreking'. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-8-2009. KLIK HIER


---------------------------------------------------------------------------------------------
De invloed van de kerk op de wereld

  • "Roep het Lichaam van Christus op terug te keren tot haar kerntaak: de verkondiging van het Heil en het wegrukken van zielen uit de hel."

  • "Omschrijf in één zin het allerbelangrijkste wat u de rest van uw leven zou willen doen."

  • "Het probleem vandaag onder christenen is dat velen niet meer in de hel geloven."

Zomaar 3 uitspraken van de Indiase zendeling K.P. Yohannan in zijn boek ‘Revolution in World Missions’.
U kunt een korte samenvatting van dit boek lezen in 'DIRKs visie' van 5 maart 2010, te vinden op www.dirkvangenderen.nl

Het boek - Revolution in World Missions - kunt u GRATIS aanvragen op de website http://www.gfa.org/
(of er een PDF van het boek downloaden).
Het boek (of de PDF) is echter alleen in het Engels te verkrijgen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------